ECLI:NL:GHAMS:2023:2547

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
23-002876-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake drugsdelicten en diefstal met betrekking tot verdachte in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 19 februari 2019. De verdachte, geboren in 1996, was in eerste aanleg vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, waaronder overtredingen van de Opiumwet. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte ontvankelijk verklaard, maar niet-ontvankelijk verklaard voor de vrijspraak van de overtredingen van de Opiumwet die vóór 1 januari 2016 plaatsvonden. Het hof heeft de verdachte in hoger beroep veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en voor diefstal. De bewezenverklaring is gebaseerd op getuigenverklaringen en de bekentenis van de verdachte, die heeft verklaard betrokken te zijn geweest bij de handel in cocaïne en heroïne via een drugsbestellijn. Het hof heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van de feiten, de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden en een taakstraf van 180 uren. De in beslag genomen voorwerpen zijn verbeurd verklaard.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002876-21
datum uitspraak: 26 oktober 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 19 februari 2019 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 10-660468-16 en 10-662079-16 en 10-741371-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
12 oktober 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het ingestelde hoger beroep

De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer
10-660468-16 is tenlastegelegd voor zover betrekking hebbend op overtredingen van de Opiumwet in de periode voorafgaand aan 1 januari 2016. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is – voor zover thans nog inhoudelijk aan de orde – tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 10-660468-16:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 25 mei 2016 te Rotterdam, althans in Nederland, meermalen, althans éénmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, althans aanwezig heeft gehad, (telkens) één of meerdere (gebruikers)hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of één of meerdere (gebruikers)hoeveelhe(i)d(en) heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Zaak met parketnummer 10-741371-15 (gevoegd):
hij op of omstreeks 18 oktober 2015 te Rotterdam [benadeelde ] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een hakmes, althans een scherp en/of zwaar voorwerp, (op zeer korte afstand) achter die [benadeelde ] en/of [slachtoffer ] aan gelopen en/of gerend;
Zaak met parketnummer 10-662079-16 (gevoegd):
hij op of omstreeks 15 april 2016 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fles dashboardreiniger en/of schoonmaakdoekjes, althans een of meer winkelgoederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep – voor zover thans inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.
Vrijspraak van het in zaak met parketnummer 10-741371-15 tenlastegelegde(bedreiging)
Met de verdediging en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte in de zaak met parketnummer 10-741371-15 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Vastgesteld kan worden dat de verdachte een hakmes heeft vastgepakt, maar uit de inhoud van de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt niet dat de verdachte achter [benadeelde ] (en/of [slachtoffer ]) is aangelopen en/of gerend.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de zaak met parketnummer 10-660468-16(drugsbestellijn)
Bekentenis van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep op 12 oktober 2023 een (deels) bekennende verklaring afgelegd. Over de verdenking van handel heeft hij verklaard dat hij ‘wel meegedaan heeft’ en dat hij daar in januari-februari 2016 mee begonnen is. Hij kreeg zijn voorraad van iemand met wie hij op verschillende plekken afsprak. Van diegene kreeg hij wisselgeld en bolletjes ‘wit’ (het hof begrijpt: cocaïne) en ‘bruin’ (het hof begrijpt: heroïne), zodat hij deze drugs kon afleveren aan mensen die bestelden via een ‘drugstelefoon’. Deze telefoon kreeg hij ook van iemand. Hij reed misschien acht à negen uur achter elkaar. Hij kreeg daar € 40 à 50 voor en hij deed dat één à twee keer per week.
Ten aanzien van de drugsbestellijn
Uit onderzoek van de politie, onder meer bestaande uit het observeren van mensen waarbij afleveringen van drugs werden waargenomen en het afluisteren van telefoongesprekken waarin in verhullend taalgebruik werd gesproken over de handel in cocaïne en heroïne, is gebleken dat de telefoonnummers [telefoonnummer 1] (hierna: -[telefoonnummer 1]) en [telefoonnummer 2] (hierna: -[telefoonnummer 2]) werden gebruik als ‘drugsbestellijnen’. Uit het onderzoek is voorts gebleken dat deze drugsbestellijnen werden bemenst door verschillende personen. Deze personen wisselden hun diensten af waarbij de telefoon ‘werd overgepakt’ (al dan niet door middel van doorschakeling). De telefoonnummers -[telefoonnummer 1] en -[telefoonnummer 2] waren vierentwintig uur per dag en zeven dagen in de week bereikbaar. In de periode van 23 maart 2016 tot en met 31 mei 2016 is door ongeveer 489 verschillende personen telefonisch contact gezocht met de verschillende telefoonnummers. Een aantal van deze personen is als getuige gehoord. Uit die getuigenverklaringen blijkt dat de getuigen via de drugsbestellijnen cocaïne en heroïne hebben gekocht en voorts hebben diverse getuigen de verdachte en/of zijn medeverdachten als afleveraars van drugs herkend.
Periode en frequentie
Over de duur en de frequentie van het afleveren van drugs per verdachte lopen de verklaringen van de getuigen uiteen.
De schatting van de totale lengte van de periode waarin een koper drugs afneemt van een dealer moet dan ook met grote behoedzaamheid worden bezien. Niettemin is er wel aanleiding om aan te nemen dat er sprake is geweest van verkoopactiviteit van enige duur door de betrokken verdachte reeds indien de koper er – onder meer via het noemen van hem of haar bekende details van die persoon – blijkt van geeft de verdachte al enige tijd te kennen en ook over een langere periode herhaaldelijk enkele keren per week van deze verdachte te hebben gekocht.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verschillende verdachten meerdere keren per week drugs aan hem hebben verkocht en hij heeft verschillende verdachten herkend als personen die aan hem drugs hebben geleverd. Bij die personen heeft hij verschillende details genoemd. Zo heeft hij de verdachten op foto 4 en 5 herkend als vaste bezorgers die hij vanaf het begin kende en van wie het hem opviel als zij een tijdje niet kwamen. Van de man op foto 6 wist hij dat hij de oudste was, normaal een bril droeg en in een Clio reed. Ook van de anderen kon hij opvallende details noemen, die deels ook bevestiging vinden in het dossier. [getuige 1] heeft verklaard dat hij de verdachte al in november 2015 zag en dat dat één tot twee keer per week was.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard twee tot drie jaar lang, meerdere keren per dag, drugs te hebben besteld via de drugsbestellijn. Zij heeft meerdere verdachten herkend en details over de verschillende verdachten genoemd. Zo heeft zij bijvoorbeeld genoemd of iemand met de auto of de scooter kwam, hoe diegene eruit zag, of hij samen of alleen werkte en wie korting gaf bij een grote afname. [getuige 2] heeft verklaard dat zij de verdachte ongeveer een half jaar voor het afleggen van haar verklaring (hof: in januari 2016 dus) voor het eerst drugs zag afleveren en dat hij ongeveer twee tot drie keer per week kwam.
Volgens de verdachte is hij in januari-februari 2016 begonnen en deed hij dat één à twee keer per week. De perioden genoemd door voornoemde getuigen en de verdachte overlappen elkaar vanaf januari 2016. Het hof zal dan ook de begindatum van de pleegperiode vaststellen op 1 januari 2016. Het verweer van de raadsman dat de pleegperiode moet worden beperkt tot de periode vanaf februari 2016 wordt dan ook verworpen. Het hof stelt, gelet op de verklaring van [getuige 2], het aantal keren dat de verdachte drugs afleverde vast op twee tot drie keer per week.
Medeplegen
Medeplegen kan bewezen worden verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking gericht op het met anderen voltooien van de strafbare gedraging. In dit geval betrof dit het in bedrijf houden van een drugsbestellijn. Via deze lijn konden de week gedurende lange tijd drugs worden besteld en geleverd. De personen die de drugsbestellijn bedienden en drugs afleverden wisselden hun diensten af waarbij de telefoon werd overgepakt. Er was aldus sprake van een georganiseerd werkverband waar verschillende personen een eigen aandeel in hebben gehad. Het specifieke aandeel van de verdachte bestond uit het gedurende de bewezenverklaarde periode vervoeren, afleveren en verkopen van geprepareerde bolletjes drugs. Gelet hierop is het hof van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering.

Parketnummer 10-662079-16 (diefstal bij tankstation)

Het tenlastegelegde is door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep opnieuw bekend. Dit feit kan zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
10-660468-16 en in de zaak met parketnummer 10-662079-16 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 10-660468-16:
hij in de periode van 1 januari 2016 tot en met 25 mei 2016 te Rotterdam, meermalen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, telkens (gebruikers)hoeveelheden cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of (gebruikers)hoeveelheden heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne.
Zaak met parketnummer 10-662079-16 (gevoegd):
hij op 15 april 2016 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fles dashboardreiniger en schoonmaakdoekjes, toebehorende aan [bedrijf] BV.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 10-660468-16 en in de zaak met parketnummer 10-662079-16 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 10-660468-16 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 10-662079-16 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 10-660468-16 en in de zaak met parketnummer
10-662079-16 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De rechtbank Rotterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in de zaken met parketnummers
10-660468-16, 10-662079-16 en 10-741371-15 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met aftrek van voorarrest en onder de algemene en bijzondere voorwaarden in het vonnis vervat. Als bijkomende straf heeft de rechtbank de verbeurdverklaring bepaald van in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf, en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis. Verder heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de in beslag genomen voorwerpen zullen worden verbeurd verklaard.
De raadsman heeft het hof verzocht, bij een veroordeling voor het in de zaak met parketnummer
10/660468-16 tenlastegelegde, een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen. Hij heeft aangevoerd dat de verdachte een positieve wending aan zijn leven heeft gegeven. Hij heeft inmiddels een burgerbestaan opgebouwd, hij werkt hard en hij is bezig een gezin te starten. Het zou daarom bijzonder wrang zijn als hij nu nog meerdere maanden gedetineerd zou raken vanwege deze inmiddels zeer oude zaak, en hij daardoor zijn werk kwijt zou raken. Daarnaast is de redelijke termijn ruimschoots overschreden hetgeen, naast de vrijspraak voor de bedreiging, volgens de raadsman een flinke invloed zou moeten hebben op de strafmaat.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne en heroïne. Hij heeft in dat verband deelgenomen aan een organisatie die zich op omvangrijke schaal bezig hield met de handel in deze middelen en die professioneel te werk ging. Er werd gebruik gemaakt van een drugsbestellijn. Het telefoonnummer van deze drugsbestellijn was 24/7
in bedrijf en werd van de ene aan de andere verkoper doorgegeven, waardoor de drugsbestellijn continu bereikbaar en in bedrijf was. De geraffineerde wijze van opereren blijkt ook uit de actieve klantenbinding door aan de deur te leveren en op zondag gratis drugs als zogenoemde “beterschapjes” te verstrekken aan de vaste afnemers. Harddrugs leveren een groot gevaar op voor de volksgezondheid. Het is algemeen bekend dat dergelijke verdovende middelen, mede vanwege de zeer verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers. De verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van de verslaving van een grote groep veelal kwetsbare afnemers. Het gebruik van en de handel in drugs als cocaïne en heroïne leiden bovendien direct en indirect tot vele vormen van criminaliteit en vormen daarmee een bron van overlast en hoge kosten voor de samenleving.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal. Dat is een ergerlijk feit dat naast eventuele schade ook voor veel overlast kan zorgen. Gelet op de ouderdom van het feit en de straffen die ten aanzien van de handel in verdovende middelen zullen worden opgelegd, zal het hof bij de strafmaat geen acht slaan op de diefstal.
Het hof acht in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden passend en geboden gezien de ernst van de feiten en de straffen die doorgaans in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Bij de bepaling van de straf dient rekening te worden gehouden met het recht op berechting binnen een redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Naar het oordeel van het hof is in deze strafzaak sprake van overschrijding van de redelijke termijn, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, terwijl die overschrijdingen niet (geheel) aan de verdachte kunnen worden toegerekend. Het betreft een overschrijding van meer dan tweeëneenhalf jaar in hoger beroep. Het hof ziet vanwege voornoemde overschrijdingen van de redelijke termijn aanleiding om de verdachte de eerder genoemde onvoorwaardelijke gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen, in combinatie met een taakstraf. Daarbij is ook van belang dat de verdachte sinds de bewezenverklaarde feiten niet met politie en justitie in aanraking is gekomen en ook anderszins zijn leven op orde lijkt te hebben, zodat ook om die reden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet (meer) de aangewezen reactie op de strafbare feiten zou zijn.
Het hof zal, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, en een taakstraf van 180 uren opleggen.
Bijkomende straf
Het in de zaak met parketnummer 10-660468-16 bewezenverklaarde is begaan met behulp van de hierna te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.

Vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde ] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering en deze in de kosten veroordeeld die de verdachte ter verdediging van de vordering heeft gemaakt, tot dan begroot op nihil. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd, zodat de vordering tot schadevergoeding in hoger beroep niet meer aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 47, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep ten aanzien van de zaak met parketnummer 10-660468-16 voor zover gericht tegen de beslissing tot vrijspraak van de overtredingen van de Opiumwet in de periode voorafgaand aan 1 januari 2016.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-741371-15 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
10-660468-16 en in de zaak met parketnummer 10-662079-16 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 10-660468-16 en in de zaak met parketnummer 10-662079-16 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- auto Renault Clio, zwart, voorzien van kenteken [kenteken];
- geldbedrag van EUR 290,-;
- Apple iPhone;
- blauwe Nokia.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Lolkema, mr. B.E. Dijkers en mr. M.R. Paardekooper, in tegenwoordigheid van mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 oktober 2023.