ECLI:NL:GHAMS:2023:2545

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
23-001536-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake drugshandel met betrekking tot cocaïne en heroïne, vrijspraak en redelijke termijn

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 19 februari 2019. De verdachte, geboren in 1994, was in eerste aanleg vrijgesproken van overtredingen van de Opiumwet die vóór 1 januari 2015 plaatsvonden. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor deze vrijspraak, omdat hiertegen geen hoger beroep openstaat. De tenlastelegging betreft de periode van 1 januari 2015 tot en met 25 mei 2016, waarin de verdachte samen met anderen opzettelijk cocaïne en heroïne heeft verkocht en afgeleverd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij een drugsbestellijn en dat hij gedurende deze periode drugs heeft vervoerd en verkocht. De verdachte heeft tijdens de zitting in hoger beroep een gedeeltelijke bekentenis afgelegd, maar zijn raadsman heeft vrijspraak bepleit op basis van de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen. Het hof heeft de getuigenverklaringen als betrouwbaar beoordeeld en heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden. Het hof heeft echter, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en de positieve ontwikkeling van de verdachte, een voorwaardelijke gevangenisstraf van tien maanden opgelegd, naast een taakstraf van 240 uren. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en de verdachte veroordeeld voor de bewezenverklaarde feiten, waarbij het vonnis van de rechtbank is vernietigd voor zover het aan het oordeel van het hof was onderworpen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001536-21
datum uitspraak: 26 oktober 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 19 februari 2019 in de strafzaak onder parketnummer 10-660167-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
12 oktober 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het ingestelde hoger beroep

De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem is tenlastegelegd voor zover betrekking hebbend op overtredingen van de Opiumwet in de periode voorafgaand aan 1 januari 2015. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover thans nog inhoudelijk aan de orde – tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 25 mei 2016 te Rotterdam, althans in Nederland, meermalen, althans éénmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, althans aanwezig heeft gehad, (telkens) één of meerdere (gebruikers)hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of één of meerdere (gebruikers)hoeveelhe(i)d(en) heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep – voor zover thans inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging (drugsbestellijn)

Verweer
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, dan wel bewezenverklaring van een aanzienlijk kortere periode van het afleveren van gebruikershoeveelheden cocaïne en heroïne, dan de rechtbank heeft gedaan. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen het bewezenverklaarde
– te weten dat de verdachte gedurende een periode van 510 dagen elke dag drugs zou hebben gedeald – niet dekken. Naar de mening van de raadsman zijn de getuigenverklaringen de enige bewijsmiddelen voor het ‘omlijnen’ van de bewezenverklaarde periode en deze zijn niet toereikend voor de bewezenverklaarde periode. De getuigenverklaringen van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] kunnen niet serieus genomen worden omdat deze getuigen (zwaar) verslaafd waren. Daarnaast zijn de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] niet in een sfeer van vrijheid en spontane bereidwilligheid afgelegd en kan een aantal van de gebezigde getuigenverklaringen, wat inhoud betreft, ook niet kloppen.
Bekentenis van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep op 12 oktober 2023 een (deels) bekennende verklaring afgelegd. Over de verdenking van handel heeft hij verklaard dat hij in de aan de orde zijnde periode heeft gedeald, in die zin dat hij toen bezig was met het afleveren en verkopen van cocaïne en heroïne aan gebruikers.
Ten aanzien van de drugsbestellijn
Uit onderzoek van de politie, onder meer bestaande uit het observeren van mensen waarbij afleveringen van drugs werden waargenomen en het afluisteren van telefoongesprekken waarin in verhullend taalgebruik werd gesproken over de handel in cocaïne en heroïne, is gebleken dat de telefoonnummers [telefoonnummer 1] (hierna: - [telefoonnummer 1] ) en [telefoonnummer 2] (hierna: - [telefoonnummer 2] ) werden gebruik als ‘drugsbestellijnen’. Uit het onderzoek is voorts gebleken dat deze drugsbestellijnen werden bemenst door verschillende personen. Deze personen wisselden hun diensten af waarbij de telefoon ‘werd overgepakt’ (al dan niet door middel van doorschakeling). De telefoonnummers - [telefoonnummer 1] en - [telefoonnummer 2] waren vierentwintig uur per dag en zeven dagen in de week bereikbaar. In de periode van 23 maart 2016 tot en met 31 mei 2016 is door ongeveer 489 verschillende personen telefonisch contact gezocht met de verschillende telefoonnummers. Een aantal van deze personen is als getuige gehoord. Uit die getuigenverklaringen blijkt dat de getuigen via de drugsbestellijnen cocaïne en heroïne hebben gekocht en voorts hebben diverse getuigen de verdachte en/of zijn medeverdachten als afleveraars van drugs herkend.
Reactie op het verweer van de raadsman strekkend tot vrijspraak
Op grond van de voorgaande vaststellingen en de (gedeeltelijke) bekentenis van de verdachte acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat hij cocaïne en heroïne heeft vervoerd, verkocht, verstrekt en afgeleverd. Het verweer strekkend tot vrijspraak wordt dan ook verworpen. Het hof zal hieronder ingaan op het verweer van de raadsman voor zover het ziet op de periode waarin dit is gebeurd.
Betrouwbaarheid van de herkenningen/verklaringen van de getuigen
Het hof is van oordeel dat weliswaar met de verklaringen van kopers van drugs in strafzaken in het algemeen behoedzaam moet worden omgegaan, maar dat dit niet betekent dat die verklaringen op voorhand als onbetrouwbaar moeten worden beschouwd, dan wel dat die getuigen hun dealers niet zouden kunnen herkennen. Uit de verklaringen van de hieronder genoemde getuigen blijkt dat deze op onderdelen specifiek en gedetailleerd zijn. Ook verklaren zij over hun redenen van wetenschap. Voorts bevatten de verklaringen voor een belangrijk deel informatie die controleerbaar en ook consistent is met andere informatie uit het dossier, bijvoorbeeld betreffende bijnamen, locaties, (nieuwe) verkooptelefoonnummers en de bereikbaarheid daarvan, vervoermiddelen, prijzen en modus operandi van de drugslijn. Ook zijn de meeste verklaringen vrij kort na het oprollen van de drugslijn op
25 mei 2016 afgelegd. Het hof is uit de vraagstelling dan wel de verwoording in de verbalen niet gebleken van enige dwang of drang van de zijde van de politie. Met regelmaat wordt in de beantwoording van de vragen bijvoorbeeld ook meer informatie en details gegeven dan werd gevraagd, die ook niet per se bezwarend zijn voor de betrokken verdachte. Voorts valt op dat nagenoeg alle getuigen met betrekking tot de eerste drie foto’s zeggen deze personen niet te kennen, wat niet voor de hand ligt als de gedachte voorop zou staan dat zij enkel verklaren om de politie ter wille te zijn.
Het verweer van de raadsman dat de getuigenverklaringen onbetrouwbaar zijn omdat het gaat om verklaringen die door (zwaar) verslaafden zijn afgelegd dan wel omdat die niet in een sfeer van vrijheid zijn afgelegd wordt dan ook verworpen.
Periode en frequentie
Over de duur en de frequentie van het afleveren van drugs per verdachte lopen de verklaringen van de getuigen uiteen. De schatting van de totale lengte van de periode waarin een koper drugs afneemt van een dealer moet dan ook met grote behoedzaamheid worden bezien. Niettemin is er wel aanleiding om aan te nemen dat er sprake is geweest van verkoopactiviteit van enige duur door de betrokken verdachte reeds indien de koper er – onder meer via het noemen van hem of haar bekende details van die persoon – blijkt van geeft de verdachte al enige tijd te kennen en ook over een langere periode herhaaldelijk enkele keren per week van deze verdachte te hebben gekocht.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard twee tot drie jaar lang, meerdere keren per dag, drugs te hebben besteld via de drugsbestellijn. Zij heeft meerdere verdachten herkend en details over de verschillende verdachten genoemd. Zo heeft zij genoemd of iemand met de auto of de scooter kwam, hoe diegene eruit zag, of hij samen of alleen werkte en wie korting gaf bij een grote afname. Op het moment dat zij (op 13 juli 2016) een verklaring bij de politie aflegde was [getuige 2] aan het afkicken. Zij heeft verklaard dat zij de persoon op foto 5 (het hof begrijpt telkens: de verdachte) kent en dat hij drie tot vier keer per week kwam. Ongeveer drie jaar daarvoor kwam hij voor het eerst drugs afleveren en ongeveer anderhalve maand daarvoor voor het laatst.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat verschillende mensen meerdere keren per week drugs aan hem hebben verkocht, en hij heeft verschillende verdachten herkend als personen die aan hem drugs hebben geleverd. Bij die personen heeft hij verschillende details genoemd. Zo heeft hij de verdachten op foto 4 en 5 herkend als vaste bezorgers die hij vanaf het begin kende en van wie het hem opviel als zij een tijdje niet kwamen. Van de man op foto 6 wist hij dat hij de oudste was, normaal een bril droeg en in een Clio reed. Ook van de anderen kon hij opvallende details noemen, die deels ook bevestiging vinden in het dossier. [getuige 3] heeft verklaard dat hij cocaïne gebruikte van heel 2015 tot in ieder geval heel 2016. Op het moment dat hij een verklaring aflegde, op 10 september 2017, was hij afgekickt. Hij heeft verklaard dat hij de persoon op foto 5 herkende, dat hij hem de allereerste keer heeft gezien en dat hij hem heel 2015 heeft gezien. Hij was een vaste bezorger van drugslijn “ [naam] ”. Zij zag hem drie tot vier keer per week en zij heeft hem eind mei 2016 voor het laatst gezien.
Getuige [getuige 4] heeft op 1 juni 2016 verklaard dat hij sinds zeven of acht maanden heroïne kocht. Hij heeft de persoon op foto 5 herkend en hij heeft verklaard dat deze hem ongeveer dertig keer heroïne heeft verkocht.
Over de verdenking van handel in drugs heeft de verdachte in hoger beroep verklaard dat hij in die periode heeft gedeald, maar hij heeft niets verklaard over de precieze duur en frequentie daarvan. Het hof stelt op basis van de getuigenverklaring de aanvang van de pleegperiode vast op 1 januari 2015 en de frequentie op drie tot vier keer per week. Het verweer strekkend tot verdere beperking van de pleegperiode dan de rechtbank heeft gedaan, wordt verworpen.
Medeplegen
Medeplegen kan bewezen worden verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan van strafbare feiten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het met anderen voltooien van strafbare gedragingen. In dit geval betrof dit het in bedrijf houden van een drugsbestellijn. Via deze lijn konden gedurende lange tijd drugs worden besteld en geleverd. De personen die de drugsbestellijn bedienden en drugs afleverden wisselden hun diensten af waarbij de telefoon werd ‘overgepakt’. Er was aldus sprake van een georganiseerd werkverband waar verschillende personen een eigen aandeel in hebben gehad. Het specifieke aandeel van de verdachte bestond uit het gedurende de bewezenverklaarde periode vervoeren, afleveren en verkopen van geprepareerde bolletjes drugs. Gelet hierop is het hof van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de personen die hem van de gebruikershoeveelheden heroïne en cocaïne voorzagen, die de drugstelefoon aan hem overdroegen, en de andere personen die drugs verkochten en afleverden, die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 januari 2015 tot en met 25 mei 2016 te Rotterdam, meermalen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd, telkens één of meerdere (gebruikers)hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en één of meerdere (gebruikers)hoeveelhe(i)d(en) heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De rechtbank Rotterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen waarvan 155 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
De raadsman heeft het hof verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen wegens het ontbrekend bewijs, het onaanvaardbaar grote tijdsverloop en de gewijzigde omstandigheden van de verdachte. De verdachte is een eenmanszaak in de steigerbouw begonnen en hij werkt hard. Hij probeert iets van zijn leven te maken en aan de maatschappij bij te dragen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne en heroïne. Hij heeft in dat verband deelgenomen aan een organisatie die zich op omvangrijke schaal bezig hield met de handel in deze middelen en die professioneel te werk ging. Er werd gebruik gemaakt van een drugsbestellijn. Het telefoonnummer van deze drugsbestellijn was 24/7 in bedrijf en werd van de ene aan de andere verkoper doorgegeven, waardoor de drugsbestellijn continu bereikbaar en in bedrijf was. De geraffineerde wijze van opereren blijkt ook uit de actieve klantenbinding door aan de deur te leveren en op zondag gratis drugs als zogenoemde “beterschapjes” te verstrekken aan de vaste afnemers. Harddrugs leveren een groot gevaar op voor de volksgezondheid. Het is algemeen bekend dat dergelijke verdovende middelen, mede vanwege de zeer verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers. De verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van de verslaving van een grote groep veelal kwetsbare afnemers. Het gebruik van en de handel in drugs als cocaïne en heroïne leiden bovendien direct en indirect tot vele vormen van criminaliteit en vormen daarmee een bron van overlast en hoge kosten voor de samenleving.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 september 2023 is hij niet eerder voor overtredingen van de Opiumwet strafrechtelijk veroordeeld, en ook na de bewezenverklaarde feiten is de verdachte niet met politie of justitie in aanraking geweest voor delicten zoals thans aan de orde.
Het hof acht in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien maanden passend en geboden gezien de ernst van de feiten en de straffen die doorgaans in soortgelijke zaken worden opgelegd. Bij de bepaling van de straf dient rekening te worden gehouden met het recht op berechting binnen een redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Naar het oordeel van het hof is in deze strafzaak sprake van een forse overschrijding van de redelijke termijn, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, terwijl die overschrijding niet (geheel) aan de verdachte kan worden toegerekend. Het betreft een overschrijding van meer dan tweeëneenhalf jaar in hoger beroep. Het hof ziet vanwege voornoemde overschrijding van de redelijke termijn aanleiding om van de eerder genoemde onvoorwaardelijke gevangenisstraf een deel van vijf maanden in voorwaardelijke vorm op te leggen. Vanwege de zeer lange duur die verstreken is sinds het plegen van de feiten en de omstandigheid dat de verdachte inmiddels zijn leven op orde lijkt te hebben en het hof deze positieve ontwikkeling niet wil doorkruisen, zal het hof in afwijking van het voorgaande geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Om de ernst van de feiten te benadrukken zal naast de gevangenisstraf, die slechts voorwaardelijk zal worden gelegd, een taakstraf worden opgelegd van na te melden duur.
Het hof zal, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien maanden en een taakstraf van 240 uren opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger voor zover gericht tegen de beslissing tot vrijspraak van de overtredingen van de Opiumwet in de periode voorafgaand aan 1 januari 2015.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Lolkema, mr. B.E. Dijkers en mr. M.R. Paardekooper, in tegenwoordigheid van mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 oktober 2023.