In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarbij de verdachte op 19 februari 2019 was vrijgesproken van overtredingen van de Opiumwet die zich voordeden voor 1 juli 2015. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak, maar het hof verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak van de eerdere overtredingen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd voor de feiten die zich hebben voorgedaan tussen 1 september 2015 en 25 mei 2016, waarbij de verdachte is beschuldigd van het opzettelijk verkopen en afleveren van cocaïne en heroïne. De verdachte heeft tijdens de zitting op 12 oktober 2023 een deels bekennende verklaring afgelegd, waarin hij aangaf betrokken te zijn geweest bij de handel in drugs via een drugsbestellijn. Het hof heeft de verklaringen van getuigen in overweging genomen en vastgesteld dat de verdachte gemiddeld drie tot vier keer per week drugs heeft afgeleverd. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden opgelegd, naast een taakstraf van 180 uren. Het hof heeft rekening gehouden met de lange duur van de procedure en de positieve ontwikkeling van de verdachte, die inmiddels zijn leven op orde heeft.