Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
“ [geïntimeerde] N.V. zal payrolling voor [appellante] B.V. (hierna ook: “de inlener”) verzorgen en optreden als juridisch werkgever voor ingeleende medewerkers van [appellante] B.V.(…)Bij deze overeenkomst zijn onze algemene voorwaarden (november 2012) en de algemene voorwaarden van de NBBU (mei 2016) bijgevoegd. Door middel van ondertekening en parafering van deze alinea van deze overeenkomst verklaart u zich bekend met deze beide voorwaarden en accepteert u dat (uitsluitend) deze algemene voorwaarden van toepassing zijn op de door [geïntimeerde] N.V. geleverde diensten.(…)Ingeval van strijd tussen bepalingen uit de verschillende algemene voorwaarden, dan prevaleren de algemene voorwaarden van [geïntimeerde] N.V. Ingeval van strijd tussen bepalingen uit de algemene voorwaarden en deze samenwerkingsovereenkomst, dan prevaleren de bepalingen uit onderhavige overeenkomst. De overige bepalingen blijven onverminderd van kracht.
“ARTIKEL 1
“Zoals zojuist besproken zend ik je bijgaand mijn analyse van de gehanteerde factor door [geïntimeerde] over 2018. Mijn conclusie is dat “personeelsbestand breed” er een factor van 1,733 is gehanteerd.
“In de overeenkomst is een vaste tarieffactor opgenomen van 1,61. Cliënte heeft echter geconstateerd dat deze vaste tarieffactor over 2017, 2018 en 2019 niet door [geïntimeerde] N.V. is gehanteerd. De gemiddelde tarieffactoren die door [geïntimeerde] N.V. in rekening zijn gebracht, komen namelijk neer op respectievelijk 1,691, 1,733 en 1,814. Als gevolg van de afwijkende gemiddelde tarieffactor heeft cliënte over 2017, 2018 en 2019 een bedrag van € 150.747,00 te veel aan [geïntimeerde] N.V. betaald.”
3.Beoordeling
grief I en grief IIIbetoogt [appellante] dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat [appellante] te laat zou hebben geklaagd over het feit dat [geïntimeerde] een te hoog bedrag bij haar in rekening zou hebben gebracht. [appellante] betwist dat [geïntimeerde] pas tot facturering aan [appellante] is overgegaan, nadat zij zowel de gewerkte uren als de totaalbedragen had gecontroleerd en goedgekeurd. [appellante] heeft enkel de gewerkte uren goedgekeurd en niet de gefactureerde totaalbedragen. Bovendien kon [appellante] niet betrekkelijk eenvoudig zien dat [geïntimeerde] een bedrag factureerde dat hoger was dan de tarieffactor van 1,16 keer het brutoloon. Uit de facturen blijkt weliswaar het aantal gewerkte uren en het totaal gefactureerde bedrag, maar op basis hiervan kan niet direct de gehanteerde tarieffactor worden berekend. Hiervoor moet eerst worden uitgezocht wat het bruto uurloon van de individuele medewerker is en of er pensioen en/of onkosten zijn toegepast. [appellante] heeft voor uitbetaling dus niet de totaalbedragen goedgekeurd en bovendien was de gehanteerde tarieffactor niet inzichtelijk uit de door [geïntimeerde] verstuurde facturen. Daarom had [appellante] ook niet eerder kunnen en moeten klagen over de berekening van de gefactureerde bedragen. Toen [appellante] de onjuistheden in de facturen had ontdekt, heeft zij direct bij [geïntimeerde] geklaagd. Tot slot heeft [appellante] een beroep gedaan op vernietiging van de klachttermijnen in de algemene voorwaarden van [geïntimeerde] en in de NBBU-voorwaarden, omdat deze bedingen onredelijk bezwarend zijn voor [appellante] als bedoeld in artikel 6:233 sub a BW.
grief I en grief IIbetoogt [appellante] dat [geïntimeerde] ten onrechte extra vergoedingen bij haar in rekening heeft gebracht in verband met aanspraken van medewerkers op ADV dagen. Volgens [appellante] maken de kosten voor de ADV dagen onderdeel uit van de overeengekomen tarieffactor van 1,61, omdat deze kosten niet afzonderlijk worden benoemd in de Samenwerkingsovereenkomst, de Algemene Voorwaarden van [geïntimeerde] en/of de NBBU-voorwaarden, terwijl dat bijvoorbeeld voor de pensioen gerelateerde kosten wel het geval is.