In deze jeugdzaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een verdachte, geboren in 2005, die zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal en opzetheling. De kinderrechter had eerder een jeugddetentie van drie weken opgelegd. De advocaat-generaal vorderde eenzelfde straf, maar met twee weken voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren. De raadsman pleitte voor een geheel voorwaardelijke jeugddetentie, verwijzend naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de mogelijke negatieve impact van detentie op zijn verblijf in een AZC.
Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. Ondanks de adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming, die een taakstraf adviseerde, oordeelde het hof dat een vrijheidsstraf passend was. Het hof bevestigde het vonnis van de kinderrechter, maar vernietigde de opgelegde straf en legde een deels voorwaardelijke jeugddetentie op van drie weken, waarvan twee weken voorwaardelijk. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie bevolen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt.
De beslissing van het hof is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde jeugddetentie. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting, waarbij de voorzitter en de jongste raadsheer niet in staat waren om het arrest mede te ondertekenen.