ECLI:NL:GHAMS:2023:2494

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
23-001771-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Noord-Holland inzake meerdere strafbare feiten waaronder diefstal en poging doodslag

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 2003 en thans gedetineerd, was in eerste aanleg vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, waaronder mishandeling en bedreiging. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van deze feiten. De verdachte is wel veroordeeld voor twee diefstallen en een poging tot doodslag. De poging doodslag werd in eerste instantie niet bewezen verklaard, maar het hof oordeelde dat er wel sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. De verdachte had een mes gebruikt tijdens een confrontatie, waarbij hij het slachtoffer ernstig verwondde. Het hof honoreerde het beroep op noodweer, waardoor de verdachte voor de poging doodslag werd ontslagen van alle rechtsvervolging. Voor de diefstallen werd een werkstraf van 60 uren opgelegd, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest. Tevens werd een klapmes verbeurd verklaard en werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001771-23
datum uitspraak: 12 oktober 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 15 juni 2023 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-185838-22 en 15-095983-22 en 15-171758-22 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2003,
adres: [adres01] , thans gedetineerd in [detentieadres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 oktober 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 15-095983-22 onder 2, 3 en 4 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
in de zaak met parketnummer 15-095983-22 (gevoegd) (zaak A):
1.
hij op of omstreeks 15 april 2022 te Alkmaar een blikje Red-Bull, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel01] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 16 april 2022 te Alkmaar [slachtoffer01] heeft mishandeld door die [slachtoffer01] meermalen, althans eenmaal, tegen/op het hoofd te slaan;
3.
hij op of omstreeks 16 april 2022 te Alkmaar [slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door tegen die [slachtoffer01] te zeggen dat hij dood moest en/of doodgemaakt zou worden en/of (daarbij) meerdere snijdende bewegingen met zijn vinger langs de keel gemaakt;
4.
hij op of omstreeks 16 april 2022 te Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk een pinapparaat/pin-terminal, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel01] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
in de zaak met parketnummer 15-171758-22 (gevoegd) (zaak B):
1.
hij in of omstreeks de periode 8 juli 2022 tot en met 9 juli 2022 te Schagen, althans in Nederland, een bromfiets (van het merk Agm Star 50, gekentekend [kenteken01] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer02] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
in de zaak met parketnummer 15-185838-22 (zaak C):
primair
hij op of omstreeks 22 juli 2022 te Anna Paulowna, gemeente Hollands Kroon ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij01] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes in de buik, althans in de romp van die [benadeelde partij01] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 22 juli 2022 te Anna Paulowna, gemeente Hollands Kroon aan [benadeelde partij01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten letsel aan de dunne darm en een inwendige slagaderlijke bloeding in de omgeving van de maag, heeft toegebracht door met een mes in de buik, althans in de romp van die [benadeelde partij01] te steken;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 22 juli 2022 te Anna Paulowna, gemeente Hollands Kroon ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes in de buik, althans in de romp van die [benadeelde partij01] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Feiten en omstandigheden waarvan het hof in zaak C uitgaat

Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte in de avond van 22 juli 2022 omstreeks 23.00 uur op straat in Anna Paulowna met een klapmes in zijn hand liep. Omstreeks dat moment kwam de verdachte twee jongens tegen. Tussen de verdachte en de jongens is een woordenwisseling ontstaan. De verdachte heeft daarover verklaard dat de jongens agressief en uitdagend naar hem waren. Verdachte voelde zich bedreigd, omdat de jongens heel dicht op hem kwamen staan: “bijna face to face.” Omdat de verdachte niet weer het slachtoffer wilde worden van een vechtpartij, onttrok hij zich aan deze situatie door van de jongens weg te rennen. Hierbij keek de verdachte eenmaal achterom en zag hij dat hij door één van de jongens achterna werd gezeten. De verdachte rende door en kreeg plotseling een harde klap op zijn oor, welke klap hij niet had zien aankomen. In reactie op deze klap draaide de verdachte zich om en heeft daarbij direct een slaande beweging gemaakt, om de aanvaller van hem af te houden. Vervolgens maakte de verdachte zich weer uit de voeten. Toen hij op dat moment naar het klapmes keek en zag dat dit bebloed was, realiseerde hij zich dat hij de aangever met het mes moest hebben geraakt. Het slachtoffer bleek met een ernstige steekverwonding in de buikstreek naar het ziekenhuis te zijn gebracht en met spoed te zijn geopereerd.

Bewijsoverweging zaak C

De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van de hem tenlastegelegde poging doodslag. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte niet het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van de aangever, nu hij de aanmerkelijke kans dat de aangever als gevolg van zijn handelen zou komen te overlijden niet bewust heeft aanvaard.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte - al dan niet in voorwaardelijke vorm - opzet had op de dood van aangever, waarmee sprake zou zijn van een poging tot doodslag. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld dat de verdachte vol opzet heeft gehad op de dood van de aangever, wel is er sprake geweest van voorwaardelijk opzet.
Van voorwaardelijk opzet is sprake indien kan worden vastgesteld dat de verdachte met zijn handelen zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de dood van aangever als gevolg van zijn handelen zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de feitelijke omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard.
In het licht van bovenstaand kader overweegt het hof het volgende. Het is een feit van algemene bekendheid dat de buik - door de zich daar bevindende vitale organen en bloedvaten - een zeer kwetsbaar onderdeel van het lichaam is. De geweldshandeling van de verdachte, namelijk het maken van een slaande beweging met een mes in de hand, waardoor de aangever – die zich op dat moment op korte afstand van bij de verdachte bevond – een steekverwonding in de buikstreek opliep, is naar haar uiterlijke verschijningsvorm aan te merken als zozeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel, dat hieruit de bewuste aanvaarding van verdachte van die aanmerkelijke kans volgt. Het hof concludeert dan ook dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij de aangever dodelijk had kunnen verwonden en zich dus schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de zaak met parketnummer 15-095983-22 (zaak A) het tenlastegelegde onder feit 1 heeft begaan en in de zaak met parketnummer 15-171758-22 (zaak B) het hem tenlastegelegde feit heeft begaan en in de zaak met parketnummer 15-185838-22 (zaak C) het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak met parketnummer 15-095983-22 (zaak A)
Feit 1
hij op 15 april 2022 te Alkmaar een blikje Red-Bull, toebehorende aan [winkel01] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
zaak met parketnummer 15-171758-22 (zaak B)
hij in de periode 8 juli 2022 tot en met 9 juli 2022 te Schagen een bromfiets (van het merk Agm Star 50, gekentekend [kenteken01] ) toebehorende aan [slachtoffer02] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
zaak met parketnummer 15-185838-22 (zaak C):
Primair
hij op 22 juli 2022 te Anna Paulowna, gemeente Hollands Kroon ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij01] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes in de buik van die [benadeelde partij01] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen in de zaak met parketnummer 15-095983-22 onder 1 en in de zaak met parketnummer 15-171758-22 en in de zaak met parketnummer 15-185838-22 primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 15-095983-22 onder 1 en in de zaak met parketnummer 15-171758-22 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 15-095983-22 (zaak A) onder 1 en in de zaak met parketnummer 15-171758-22 (zaak B) bewezenverklaarde levert op:
diefstal, meermalen gepleegd
Het in de zaak met parketnummer 15-185838-22 (zaak C) primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is in de zaken A en B strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 15-095983-22 (zaak A) onder 1 en in de zaak met parketnummer 15-171758-22 (zaak B) bewezenverklaarde uitsluit.

Strafbaarheid van de verdachte in zaak C

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor de ten laste gelegde poging doodslag zal worden veroordeeld. Het beroep op noodweer dient te worden afgewezen, omdat de reactie van de verdachte niet voldoet aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. De verdachte werd eenmaal geslagen, er was geen aanleiding te veronderstellen dat dit verder uit de hand zou lopen. De verdachte was niet dusdanig in een situatie gedrongen dat hij zich hieruit slechts kon redden door te steken. Een andere reactie had dan ook van de verdachte mogen worden verwacht. Daarnaast staat het in beginsel met kracht toebrengen van een diepe potentieel dodelijke steekwond niet in verhouding tot een aanval die bestaat uit het slaan met de blote handen, dan wel een vuist.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep overeenkomstig zijn pleitnota bepleit dat de verdachte ter zake van het in zaak C onder 1 tenlastegelegde dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hem een beroep op noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht toekomt. Daartoe is, kort samengevat, aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld ter noodzakelijke verdediging van zijn eigen lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door de aangever. Aangever liet de verdachte niet met rust en rende achter hem aan, waarna aangever de verdachte een keiharde klap gaf op zijn oor. De verdachte was buiten adem en bleek niet snel genoeg om zijn achtervolgers op afstand te houden. Van vluchten kon in die situatie geen sprake meer zijn.
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het beroep dat verdachte heeft gedaan op noodweer, slaagt of dient te worden verworpen.
Van noodweer is sprake als het begane feit is geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
Het hof komt evenals de rechtbank tot het oordeel dat aannemelijk is geworden dat de verdachte zich – op het moment dat hij onverhoeds een harde klap kreeg op zijn oor, terwijl hij probeerde zich aan de voor hem bedreigende situatie te onttrekken - in een noodweersituatie bevond. De verdachte werd aldus blootgesteld aan een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
In het verder voor noodweer geldende vereiste, dat de gedraging is “geboden door de noodzakelijke verdediging” wordt de zogenoemde subsidiariteits- als de proportionaliteitseis tot uitdrukking gebracht.
Het hof oordeelt dat uit de feitelijke toedracht volgt dat de noodzaak tot verdediging bestond, nu de verdachte in zijn poging zich aan voornoemde situatie te onttrekken werd ingehaald en tijdens deze vlucht onverhoeds met kracht op zijn oor werd geslagen. Een reële en redelijke mogelijkheid om zich aan deze aanranding te onttrekken deed zich in deze situatie naar het oordeel van het hof niet meer voor.
In reactie op de harde klap tegen zijn oor heeft de verdachte zich omgedraaid, waarbij hij een slaande beweging heeft gemaakt, met de hand waarin hij nog altijd het klapmes had. Daarmee heeft hij de aangever – van wie hij op dat moment niet wist waar deze zich precies bevond - geraakt en hem een steekverwonding toegebracht. Gezien de positionering van de verdachte ten opzichte van de aangever, die de verdachte onverhoeds, van achter en tijdens zijn vlucht aanviel, acht het hof deze enkele gedraging van de verdachte niet zodanig uit verhouding dat de grenzen van de proportionaliteit zijn overschreden.
Aan de vereisten voor een geslaagd beroep op noodweer is derhalve voldaan. Het verweer slaagt.
De verdachte is ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 15-185838-22 (zaak C) primair bewezenverklaarde niet strafbaar en dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Aan de bespreking van de overige verweren van de raadsman komt het hof bij deze stand van zaken niet meer toe.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A onder 1, zaak B en zaak C primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 18 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A onder 1, zaak B en zaak C primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 18 maanden waarvan 167 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de oplegging van bijzondere voorwaarden, zoals voorgesteld door de reclassering.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee diefstallen. Hij heeft hiermee getoond geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen. Bovendien veroorzaken beide feiten veel overlast, extra kosten en ergernis bij de slachtoffers.
Het hof heeft kennis genomen van een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder veroordeeld is, maar niet voor vermogensdelicten.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en waarvan de oplegging zijn neerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) Jeugd. Hierin wordt voor winkeldiefstal een taakstraf van 20 uren als uitgangspunt genoemd als het gaat om goederen met een beperkte waarde. Voor diefstal van een bromfiets wordt als uitgangspunt een taakstraf van 40 uren genoemd.
Het hof acht, alles afwegende, een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

Het in de zaak met parketnummer 15-185838-22 (zaak C) primair tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van het hierna te noemen onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp. Het zal daarom worden verbeurd verklaard.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 12.371,95. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 5.371,95. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Nu aan verdachte ter zake van het primair bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd, terwijl evenmin artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt toegepast, dient de benadeelde partij, gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering, in zijn vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 45, 57, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 287 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-095983-22 onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-185838-22 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte
niet strafbaaren ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-185838-22 primair en in de zaak met parketnummer 15-095983-22 onder 1 en in de zaak met parketnummer 15-171758-22 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-095983-22 onder 1 en in de zaak met parketnummer 15-171758-22 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STK klapmes.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij01] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, welke beslissing afzonderlijk is geminuteerd
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.W.T. Klappe, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. D. Greven, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C. Chaigneau, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 oktober 2023.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]