ECLI:NL:GHAMS:2023:2488

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
23-000246-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en strafmaatappel inzake verkoop en bezit van harddrugs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1989, was eerder veroordeeld voor het verkopen en aanwezig hebben van heroïne en cocaïne. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, waarbij de verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden en een geldboete van € 695,00. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd om het vonnis te bevestigen, maar het hof heeft besloten om de strafmaat te herzien. Gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een positieve ontwikkeling in zijn leven en het feit dat hij een licht verstandelijke beperking heeft, heeft het hof een gevangenisstraf van 90 dagen opgelegd, waarvan 87 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uur. Het hof heeft benadrukt dat het onwenselijk zou zijn om de positieve ontwikkelingen van de verdachte te verstoren met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, en het hof heeft de verbeurdverklaring van de in beslag genomen scooter en weegschaal bevolen. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf is afgewezen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000246-23
datum uitspraak: 24 oktober 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 januari 2023 in de strafzaak onder de parketnummers 15-041380-22 en 15-189544-21 (TUL) tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1989,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 oktober 2023.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2021 tot en met 16 februari 2022 te Alkmaar, althans (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of crack en/of cocaïne, zijnde heroïne en/of crack en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 16 februari 2022 te Alkmaar, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 augustus 2021 tot en met 16 februari 2022 te Alkmaar, meermalen telkens opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en crack en cocaïne.
2.
hij op 16 februari 2022 te Alkmaar, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van voorarrest, en een geldboete ter hoogte van € 695,00, subsidiair 13 dagen hechtenis. Voorts zijn de in beslag genomen scooter en weegschaal verbeurdverklaard.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen. Ten aanzien van het beslag vordert hij de verbeurdverklaring van de scooter en de weegschaal conform de beslissing van de politierechter en verbeurdverklaring van het geldbedrag van € 695,00.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het handelen in en het aanwezig hebben van harddrugs. Het gebruik en de verspreiding van harddrugs vormen een bedreiging voor de volksgezondheid en leiden veelal – direct en indirect – tot diverse vormen van (andere) criminaliteit, onder andere doordat de gebruikers van deze drugs vermogensdelicten plegen om in hun verslaving te voorzien. Het hof acht dit kwalijk, temeer nu uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij eerder (ook voordat hij de onderhavige feiten pleegde) ter zake van opiumdelicten onherroepelijk is veroordeeld.
Gelet op de ernst van de feiten en de recidive is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Toch zal het hof bij wijze van laatste kans aan de verdachte een nagenoeg geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De redenen hiervoor zijn de volgende. Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte momenteel een positieve ontwikkeling doormaakt. Het lijkt erop dat de verdachte – die al sinds zijn 17e harddrugs gebruikt – de ambitie heeft om eindelijk zijn drugsgebruik en (daarmee samenhangend) crimineel gedrag achter zich te laten. Dit vindt in zoverre weerklank in zijn strafblad, dat daaruit volgt dat de verdachte na de bewezenverklaarde feiten geen nieuwe strafbare feiten meer heeft begaan die ter kennis van justitie zijn gekomen. Verder acht het hof van groot belang dat de verdachte, die een licht verstandelijke beperking heeft, sinds kort over een zelfstandige huurwoning beschikt en als inpakker een baan heeft bij [bedrijf].
Tegen de achtergrond van het voorgaande acht het hof het – zowel voor de verdachte als voor de samenleving – onwenselijk om deze positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte te doorkruisen met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het gevaar voor herhaling van het plegen van soortgelijke misdrijven lijkt in deze situatie namelijk groter wanneer de verdachte wordt afgestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, dan wanneer hem een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf wordt opgelegd. Het hof zal, om de ernst van de feiten te benadrukken, naast een nagenoeg geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, een taakstraf opleggen. De op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf dient (mede) om de verdachte eraan te herinneren dat het een laatste kans is die aan hem wordt geboden en hij onder geen beding opnieuw in de fout moet gaan.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur en een taakstraf voor de duur van 120 uren passend en geboden.
Beslag
Onder de verdachte zijn een scooter en een weegschaal in beslag genomen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 1 en 2 bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot deze voorwerpen. Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 31 januari 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 2 jaar. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging gevorderd.
Het hof zal, conform de vordering van de advocaat-generaal, de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
90 (negentig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
87 (zevenentachtig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1 STK Weegschaal; 1 STK Scooter.
Heft ophet reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Wijst afde door de officier van justitie ingediende vordering strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 31 januari 2022, parketnummer 15-189544-21, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaar.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.A. Hartsuiker, mr. M.J.A. Plaisier en mr. T. de Bont, in tegenwoordigheid van mr. R. Bleumers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 oktober 2023.