ECLI:NL:GHAMS:2023:2487

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
23-002272-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van klapkratten met braak en strafmaat

Op 24 oktober 2023 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 18 augustus 2022 was gewezen. De zaak betreft de diefstal van 7200 klapkratten, gepleegd door de verdachte in vereniging met twee anderen, waarbij gebruik werd gemaakt van braak. De verdachte, geboren in 2001, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. De advocaat-generaal had in hoger beroep een gevangenisstraf van zestien weken geëist, waarvan zes weken voorwaardelijk.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging. Het hof heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft blijk gegeven van een positieve ontwikkeling in zijn leven, waaronder werk als dakdekker en therapie, en heeft sinds het bewezenverklaarde feit geen nieuwe vermogensdelicten gepleegd. Het hof heeft daarom besloten om de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, met een proeftijd van twee jaren, en daarnaast een taakstraf van 120 uren. De beslissing is genomen met inachtneming van de maatschappelijke impact van de diefstal en de noodzaak om de verdachte te stimuleren op de positieve weg te blijven.

De op te leggen straffen zijn gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de beslissing op de openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002272-22
datum uitspraak: 24 oktober 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 18 augustus 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-285456-20 en 01-055188-18 (TUL) tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2001,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 oktober 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen (ook ten aanzien van de beslissing tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging), behalve ten aanzien van de strafoplegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien weken, waarvan zes weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman van de verdachte heeft het hof – gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte – verzocht om geen straf op te leggen die inhoudt dat de verdachte gedetineerd raakt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft samen met twee anderen ingebroken bij een landbouwbedrijf en daarbij 7200 klapkratten gestolen. Deze kratten vertegenwoordigen een aanzienlijke waarde vanwege het statiegeld waarvoor deze weer kunnen worden ingeleverd. De inbraak is op brutale wijze, midden in de nacht, uitgevoerd. Met zijn handelen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit, waarbij hij de belangen van het slachtoffer ondergeschikt heeft gemaakt aan zijn eigen financiële belangen. De verdachte heeft hierdoor aanzienlijke schade teweeggebracht en veel onrust en ongemak veroorzaakt. Voorts veroorzaken dit soort feiten maatschappelijke onrust – in dit geval met name onder telers die regelmatig grote hoeveelheden kratten aanwezig hebben die onmisbaar zijn in hun bedrijfsvoering – en brengen een groot gevoel van onveiligheid met zich mee. Voor dergelijke feiten is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zonder meer passend.
Het hof houdt in het voordeel van de verdachte echter rekening met de jeugdige leeftijd waarop hij het feit heeft begaan, en de positieve wending die de verdachte nadien aan zijn leven lijkt te hebben gegeven. Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte twee dagen per week werkt als dakdekker, met behoud van uitkering. Daarnaast heeft hij twee dagen per week therapie en is hij met behulp van een bewindvoerder druk bezig om zijn schulden af te lossen. Verder heeft de verdachte sinds kort een eigen huurwoning. Ook blijkt uit zijn strafblad dat hij na het bewezenverklaarde feit niet meer veroordeeld is voor vermogensdelicten. Dit ondersteunt de gedachte dat de verdachte een positieve weg is ingeslagen. Het hof acht het in het belang van de verdachte, maar ook in het maatschappelijk belang, dat de verdachte zijn werk en woning behoudt en op de goede weg blijft. Daarom zal de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm worden opgelegd. Vanwege de ernst van het feit kan echter niet worden volstaan met een voorwaardelijke straf, zodat de verdachte ook zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur en een taakstraf voor de duur van 120 uren passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. T. de Bont, mr. F.A. Hartsuiker en mr. M.J.A. Plaisier, in tegenwoordigheid van mr. R. Bleumers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 oktober 2023.