Op 24 oktober 2023 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 18 augustus 2022 was gewezen. De zaak betreft de diefstal van 7200 klapkratten, gepleegd door de verdachte in vereniging met twee anderen, waarbij gebruik werd gemaakt van braak. De verdachte, geboren in 1998, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep een gevangenisstraf van zestien weken geëist, waarvan zes weken voorwaardelijk.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op 90 dagen, waarvan 89 dagen voorwaardelijk, en daarnaast een taakstraf van 120 uur opgelegd. Bij de beslissing heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte heeft na het delict een positieve wending aan zijn leven gegeven en werkt momenteel als dakdekker. Het hof heeft geoordeeld dat, gezien de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn positieve ontwikkeling, een voorwaardelijke straf passend is, maar dat de ernst van het feit een onvoorwaardelijke taakstraf rechtvaardigt.
De op te leggen straffen zijn gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waaronder artikelen die betrekking hebben op de strafmaat en de voorwaarden voor voorwaardelijke straffen. Het hof heeft de beslissing op een openbare zitting uitgesproken, waarbij de betrokken rechters en de griffier aanwezig waren.