Op 24 oktober 2023 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 18 augustus 2022 was gewezen. De zaak betreft de diefstal van 7200 klapkratten, gepleegd door de verdachte in vereniging met twee anderen, waarbij gebruik is gemaakt van braak. De verdachte, geboren in 2001, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. De advocaat-generaal had in hoger beroep een gevangenisstraf van zestien weken geëist, waarvan zes weken voorwaardelijk.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging. Het hof heeft de gevangenisstraf omgezet naar een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren, en daarnaast een taakstraf van 120 uur opgelegd. Bij de beslissing heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte heeft na het delict een positieve wending aan zijn leven gegeven, werkt als dakdekker en heeft inmiddels een eigen woning. Het hof achtte het in het belang van de verdachte en de maatschappij dat hij zijn werk en woning behoudt, maar vond een onvoorwaardelijke taakstraf passend gezien de ernst van het feit.
De op te leggen straffen zijn gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waaronder artikelen die betrekking hebben op de strafmaat en de voorwaarden voor voorwaardelijke straffen. Het hof heeft de beslissing op de openbare terechtzitting uitgesproken, waarbij de betrokken rechters en de griffier aanwezig waren.