In deze zaak gaat het om een huurrechtelijk geschil tussen een verhuurder en een huurster van een bedrijfsruimte. De huurster had de exploitatie van haar café gestaakt omdat zij de benodigde vergunningen niet had verkregen. Ze beëindigde de huurovereenkomst en deed een beroep op dwaling. De kantonrechter honoreerde dit beroep en veroordeelde de verhuurder tot terugbetaling van de door de huurster betaalde huur. De verhuurder ging in hoger beroep.
In hoger beroep oordeelde het Gerechtshof Amsterdam dat de grieven van de verhuurder slagen. Het hof concludeerde dat niet is gebleken dat de verhuurder wist of moest weten dat de huurster een eigen in- en uitgang moest creëren voor het verkrijgen van een Drank- en Horecavergunning. De dwaling van de huurster over de mogelijkheid om de vergunning te verkrijgen kwam voor haar eigen rekening. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en wees de vorderingen van de verhuurder gedeeltelijk toe, omdat de huurster de huurovereenkomst onregelmatig had opgezegd.
De procedure in hoger beroep omvatte verschillende processtukken, waaronder een memorie van grieven en een memorie van antwoord. De huurster had haar eis vermeerderd en vorderde onder andere terugbetaling van de huur en vergoeding van kosten. Het hof oordeelde dat de huurovereenkomst niet vernietigbaar was op grond van dwaling, en dat de huurster schadeplichtig was voor de onregelmatige opzegging. De vorderingen van de huurster werden afgewezen, terwijl de vorderingen van de verhuurder gedeeltelijk werden toegewezen.