ECLI:NL:GHAMS:2023:2480

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
200.305.761/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over gebreken in woonruimte en huurprijsvermindering

In deze zaak gaat het om een huurgeschil tussen [appellant], een huurder, en SICHTING VELISON WONEN, de verhuurder, over de staat van onderhoud van de gehuurde woning. [appellant] heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen de vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin zijn vorderingen tot herstel van gebreken, huurprijsvermindering en terugbetaling van teveel betaalde huur zijn afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de staat van onderhoud van de woning, waaronder nat metselwerk en enkele bouwkundige gebreken, geen gebrek oplevert in de zin van artikel 7:204 BW, omdat het genot van [appellant] niet wordt beperkt. Het hof bevestigt deze beslissing en stelt vast dat uit het deskundigenbericht blijkt dat de gebreken geen significante invloed hebben op het huurgenot. [appellant] heeft diverse deskundigenrapporten overgelegd, maar het hof concludeert dat de bevindingen onvoldoende zijn om te stellen dat er sprake is van een gebrek. De vorderingen van [appellant] worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van Velison. Het hof bekrachtigt de vonnissen van de kantonrechter en wijst het in hoger beroep meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.305.761/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : 8298734 \ CV EXPL 20-1140
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 12 september 2023
inzake
[appellant]
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. R.P. Groot te IJmuiden,
tegen
SICHTING VELISON WONEN,
gevestigd te IJmuiden,
geïntimeerde,
advocaat: mr. G.P. Poiesz te Haarlem.
Partijen worden hierna [appellant] en Velison genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 21 december 2021 in hoger beroep gekomen van de vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland van 23 december 2020, 17 februari 2021 en 6 oktober 2021, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen [appellant] als eiser in conventie, tevens verweerder in reconventie en Velison als gedaagde in conventie, tevens eiseres in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- exploot van anticipatie;
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 juni 2023 hebben de hiervoor genoemde advocaten namens partijen het woord gevoerd aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen. [appellant] heeft nog een productie in het geding gebracht. Partijen en hun advocaten hebben hun standpunt toegelicht en vragen van het hof beantwoord. De zaak is vervolgens aangehouden in afwachting van de uitkomst van minnelijk overleg tussen partijen.
Op de rol van 4 juli 2023 is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de in hoger beroep gewijzigde vorderingen zal toewijzen, met veroordeling van Velison in de proceskosten in beide instanties, met nakosten.
Velison heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van de bestreden vonnissen, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de proceskosten in hoger beroep, met nakosten en wettelijke rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De door de kantonrechter onder 2.1 tot en met 2.14 van het bestreden tussenvonnis van 23 december 2020 vastgestelde feiten zijn niet betwist. Ook het hof zal daar van uitgaan, voor zover in hoger beroep nog van belang. Die feiten zijn, aangevuld met andere relevante feiten die in dit geding zijn komen vast te staan, de volgende.
2.1
[appellant] huurt van Velison een woning te [plaats] (hierna: de woning) tegen een bruto huur van € 413,89 per maand.
2.2
Tijdens een renovatie in 1982 zijn de buitengevels thermisch geïsoleerd. Op een later moment is een voorzetwand geplaatst tegen de binnenkant van de zijgevel.
2.3
[appellant] heeft bij Velison geklaagd over vochtproblemen. Omdat deze ook na het schoonmaken van de dakgoot in 2017 en de aanleg van drainage in 2018 in de naast de woning gelegen steeg bleven bestaan, heeft Velison in 2018 destructief onderzoek laten verrichten.
2.4
In verband met dit onderzoek heeft [appellant] tijdelijk de woning verlaten en heeft hij een door Velison aangeboden wisselwoning betrokken.
2.5
De door Velison ingeschakelde deskundige [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1] ) heeft onderzoek verricht en daarvan een bouwkundig rapport opgesteld. Vervolgens heeft Velison omvangrijke herstelwerkzaamheden aan de woning laten uitvoeren.
2.6
Toen voornoemde werkzaamheden gereed waren, weigerde [appellant] naar de woning terug te keren omdat de woning nog steeds gebreken zou hebben. Bij vonnis van 23 mei 2019 is [appellant] door de voorzieningenrechter veroordeeld om de wisselwoning te ontruimen. Van dit vonnis is [appellant] in hoger beroep gekomen.
2.7
[appellant] heeft de wisselwoning op 11 juli 2019 verlaten en is toen naar de woning teruggekeerd.
2.8
In opdracht van [appellant] heeft ing. [naam 1] van [bedrijf 2] B.V. Bouwkundig Adviesbureau (hierna: [bedrijf 2] ) een bouwtechnisch onderzoek naar de oorzaak en gevolgen van vochtoverlast in de woning gedaan. Daarover heeft [bedrijf 2] op 19 september 2019 een rapport opgemaakt (hierna: het rapport [naam 1] ).
2.9
[bedrijf 2] heeft op 1 juli 2019 een bedrag van € 1.839,20 inclusief btw aan [appellant] in rekening gebracht voor het onderzoek en het rapport.
2.1
In opdracht van Velison heeft [bedrijf 1] op 9 januari 2020 een onderzoek in de woning van [appellant] verricht. Zij heeft daarover op 3 februari 2020 een rapport opgesteld (hierna: het rapport [bedrijf 1] ).
2.11
Bij het onderzoek van [bedrijf 1] zijn naast [appellant] ook aanwezig geweest [naam 2] en [naam 3] . De laatste twee hebben schriftelijk verklaard dat ten tijde van het onderzoek de achtergevel zwarte schimmel bevatte en dat bij de metingen van [bedrijf 1] de muren nat waren.
2.12
Bij brief van 13 maart 2020 heeft Velison [appellant] gesommeerd tot betaling van een huurachterstand van € 1.561,88.
2.13
[bedrijf 2] heeft gereageerd op de in het eerder genoemde hoger beroep door Velison ingediende memorie van antwoord en heeft voor deze aanvullende rapportage op 4 juni 2020 een bedrag van € 804,65 inclusief btw aan [appellant] in rekening gebracht.
2.14
De kantonrechter heeft bij het tussenvonnis van 17 februari 2021 een deskundige benoemd. Deze deskundige, [naam 4] van [bedrijf 3] B.V., heeft op 18 juni 2021 een deskundigenbericht uitgebracht (hierna: het deskundigenbericht).
De vraag in hoeverre zich in de woning daadwerkelijk problemen met vochtoverlast en/of schimmelvorming voordoen, is als volgt in het deskundigenbericht beantwoord:
Er zijn geen problemen waargenomen en gemeten door de deskundige, die duiden op vochtoverlast en/of overlast door schimmelvorming in de woning. (…) De kopgevel aan de binnenzijde van de woning (woonkamer) vertoont geen vochtoverlast of schimmelvorming (…).
Nat metselwerk
Wel is vastgesteld dat het metselwerk van de kopgevel nat is (…). Het onderzoek in de woning (…) heeft zich voornamelijk gericht op de kopgevelconstructie. Hoewel niet expliciet onderzocht en slechts plaatselijk gemeten, moet worden verondersteld dat ook het metselwerk van de voor- en achtergevel nat zijn, omdat de constructie en de situatie hetzelfde zijn als bij de kopgevel. (…)
Koudestraling en stroming van koude lucht over de vloer
De begane grondvloer is niet geïsoleerd en er is geen dampremmende voorziening aangebracht. (…) Verder kan door het vochtig worden van de bodemafsluiter in de kruipruimte vocht in de woning komen, waardoor de relatieve luchtvochtigheid in de woning toeneemt. Door het ontbreken van vloerisolatie wordt dit effect versterkt als gevolg van opwarming van de kruipruimte en daardoor meer verdamping van vocht (…).
Binnenmilieu van de woning
De binnenafwerking van de kopgevel in de woonkamer is schoon en droog. In de woning is geen sprake van een bedompte lucht. De binnentemperatuur en relatieve luchtvochtigheid zijn als ‘normaal’ aan te duiden, zowel tijdens een duurmeting op 18 t/m 25 maart 2021 (…), als tijdens het onderzoek op 13 april 2021 (…).
Op de vraag in hoeverre de door de deskundige aangetroffen gebreken het huurgenot van [appellant] beperken, vermeldt het deskundigenbericht het volgende:
Nat metselwerk
Vocht in het metselwerk van de buitengevels is aan de binnenzijde door middel van een gewapende stuclaag op isolatieplaten afgeschermd van het binnenmilieu. Het is niet uit te sluiten dat via aansluitingen van de binnenafwerking (bijvoorbeeld bij de vloer en het plafond) vocht uit het metselwerk in dampvorm in de woning komt. De hoeveelheid damp die op deze wijze in de woning komt moet als gering worden beschouwd en overlast voor gebruikers door deze oorzaak is niet aannemelijk.
In antwoord op de vragen over de oorzaak van de door de deskundige aangetroffen gebreken vermeldt het deskundigenbericht, voor zover in hoger beroep relevant, het volgende:
Nat metselwerk
Het metselwerk van de kopgevel is aan de buiten- en binnenzijde afgesloten met een relatief
dampdichte afwerking, waardoor eventueel vocht nauwelijks kan verdampen. Het betreffende
metselwerk heeft als eigenschap dat het gemakkelijk capillair water opzuigt. Wanneer de
gemetselde fundering vocht uit de grondslag opneemt, bijvoorbeeld regenwater dat langs de gevel in het maaiveld zakt en/of grondwater, dan zal dit door capillaire werking naar boven worden getransporteerd. Metselwerk dat aan de buitenlucht grenst, zal in de regel niet veel hoger nat worden dan ca 1 meter boven het maaiveld/de bestrating. Er ontstaat evenwicht tussen vochtaanvoer en -verdamping. Wanneer metselwerk aan beide zijden dampremmend is afgewerkt (zoals bij deze woning), zal het capillaire vocht veel hoger kunnen optrekken tot er evenwicht ontstaat tussen vochtaanvoer en -verdamping.
Het is niet uit te sluiten dat ook vocht in het metselwerk dringt door lichte scheurvorming in de
stuclaag van het buitengevelisolatie-systeem (…) en/of door lekwater vanaf het dak (…). Vastgesteld is dat dit hooguit incidenteel, met kleine hoeveelheden en lokaal kan
ontstaan terwijl het metselwerk van de kopgevel verzadigd is met water over de gehele breedte en minimaal tot circa 2,2m hoog.
(…)
Er zijn gebreken zoals lichte scheurvorming in de stuclaag op de buitengevelisolatie en onvolkomenheden aan het dak maar deze hebben naar verwachting geen of slechts geringe invloed op de vochtigheid van het metselwerk. (…)
In antwoord op de vraag welke maatregelen noodzakelijk zijn om elk van de geconstateerde gebreken te verhelpen, vermeldt het deskundigenbericht het volgende:
Nat metselwerk
In het bouwoorspronkelijke metselwerk zal onder de houten balklaag van de begane grondvloer een vochtbarrière moeten worden aangebracht. Vocht in de fundering kan zich dan niet capillair naar boven verplaatsen. Een vochtbarrière kan bijvoorbeeld worden aangebracht door het inmetselen van loodstroken of injecteren met een afsluitende gel. In de gegeven situatie is het van binnen uit injecteren van de metselwerkzone onder de vloerbalken het meest voor de hand liggend, omdat deze methode minder schade aan de constructie veroorzaakt. Hiervoor dienen de houten vloerdelen langs de gevels tijdelijk te worden gedemonteerd en herplaatst. (…)
Over de kruipruimte onder de woning vermeldt het deskundigenbericht op basis van metingen via een vloeropening in de woonkamer nog het volgende:
(…) Het vloerhout en de balken hebben een vochtgehalte van 14 tot 17% wat als normaal (droog) kan worden beschouwd. De balkkoppen die in het metselwerk zijn opgelegd vertonen een vochtgehalte van 26 tot 28%, hetgeen sterk verhoogd is en een gunstig milieu vormt om houtrot te laten ontstaan. Tijdens het onderzoek is overigens geen houtrot vastgesteld.
Het deskundigenbericht noemt ten slotte nog dat koudestraling en stroming van koude lucht over de vloer een beperking van het huurgenot kunnen veroorzaken.
2.15
Op 11 april 2023 heeft [bedrijf 4] in opdracht van [appellant] een binnenmilieu onderzoek in de woning verricht. De rapportage van dit onderzoek van 26 april 2023 (hierna: het rapport [bedrijf 4] ) bevat de volgende conclusie:
- Uit de resultaten van het binnenmilieu onderzoek komt naar voren dat de luchtkwaliteit over het algemeen in orde is. De uitzondering hier op is de verhoogde luchtvochtigheid en concentratie aan schimmelsporen in de woning.
- Uit een contactvochtmeting is gebleken dat de binnenzijde van de buitengevel in de
woonkamer aan de onderzijde nog vochtig is ten tijde van het onderzoek. Het is mogelijk dat dit bijdraagt aan de verhoging van de luchtvochtigheid in de woning en de groei van eventuele schimmelvorming.
- Er zijn geen direct schadelijke stoffen en/of componenten in de lucht gemeten die een gevaar opleveren voor de gezondheid. Daarnaast zijn er geen zichtbare afwijkingen in het binnenmilieu geconstateerd (o.a. zichtbare schimmelvorming) en is er geen aanleiding naar voren gekomen om aan te nemen dat bewonersgedrag het binnenmilieu negatief beïnvloed.

3.Beoordeling

De procedure bij de kantonrechter
3.1
[appellant] heeft gevorderd – samengevat – na wijziging van eis, bij uitvoerbaar te verklaren vonnis, veroordeling van Velison:
I. tot afgifte van het bestek van de woning, zijnde de omschrijving van het bouwwerk, inclusief de van toepassing zijnde administratieve, juridische en technische bepalingen, materialen en uitvoeringsvoorwaarden;
II. tot herstel van de gebreken zoals geconstateerd in het rapport [naam 1] , op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag;
III. de huurprijs per maand wegens de diverse gebreken aan de woning te verminderen met 30% vanaf 11 juli 2019 tot aan het moment dat de gebreken zijn verholpen;
IV. tot terugbetaling van de teveel betaalde huur vanaf 11 juli 2019;
V. in de kosten van het door [appellant] verrichte deskundigenonderzoek van € 2.643,83 en de proceskosten.
[appellant] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd – kort weergegeven en voor zover in hoger beroep van belang – dat de woning gebreken heeft in de vorm van vochtoverlast, in de zin van artikel 7:204 BW. Uit artikelen 7:206 en 7:207 BW volgt dat Velison gehouden is de gebreken te verhelpen en dat [appellant] aanspraak heeft op een vermindering van de huur evenredig aan het verminderde huurgenot over de periode dat de gebreken niet zijn verholpen. De kosten van de door [appellant] ingeschakelde deskundige komen als vermogensschade op grond van artikel 6:96 lid 2 BW voor rekening van Velison, zo heeft [appellant] betoogd.
Velison heeft verweer gevoerd.
3.2
Velison heeft in reconventie gevorderd, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. de huurovereenkomst met betrekking tot de woning te ontbinden;
II. [appellant] te veroordelen de woning te ontruimen en onder afgifte van de sleutels aan Velison ter vrije beschikking te stellen;
III. [appellant] te veroordelen tot betaling van de achterstallige huur ad € 1.561,88 te vermeerderen met de huur ad € 413,89 per maand vanaf de dag der verschuldigdheid totdat de huurovereenkomst is geëindigd, althans tot het moment dat [appellant] de woning niet langer occupeert;
IV. [appellant] te veroordelen in de proceskosten, inclusief de nakosten en de wettelijke rente.
Velison heeft daartoe –samengevat – aangevoerd dat [appellant] ondanks aanmaningen heeft nagelaten de huur tijdig en geheel te voldoen waardoor een zodanig grote achterstand is ontstaan dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning rechtvaardigt.
[appellant] heeft verweer gevoerd.
3.3
De kantonrechter heeft in conventie de vordering van [appellant] afgewezen. In reconventie heeft de kantonrechter [appellant] veroordeeld tot betaling aan Velison van
€ 62,19 en de vorderingen van Velison voor het overige afgewezen. In conventie is [appellant] in de proceskosten van Velison en in de kosten van de deskundige veroordeeld. De kantonrechter heeft beslist dat in reconventie iedere partij de eigen proceskosten draagt.
3.4
Daartoe heeft de kantonrechter, kort weergegeven en voor zover in hoger beroep van belang, als volgt overwogen.
3.4.1
Uit het deskundigenbericht volgt, samengevat, dat:
i. het metselwerk van de kopgevel nat is en dat moet worden verondersteld dat het
metselwerk van de voor- en achtergevel ook nat is, maar dat de hoeveelheid damp die door het natte metselwerk in het gehuurde ontstaat, als gering moet worden beschouwd. Overlast voor gebruikers van het gehuurde door het natte metselwerk is niet aannemelijk;
de balkkoppen die in de kruipruimte in het metselwerk zijn opgelegd een sterk verhoogd vochtgehalte vertonen waardoor houtrot kan ontstaan, maar dat tijdens het onderzoek geen houtrot is vastgesteld;
door de afwezigheid van isolatie en een dampremmende voorziening onder de begane grondvloer de relatieve luchtvochtigheid in het gehuurde toeneemt, maar dat geen problemen zijn waargenomen en gemeten, die duiden op vochtoverlast en/of overlast door schimmelvorming in het gehuurde.
3.4.2
Het deskundigenbericht is weliswaar opgesteld aan de hand van een momentopname (met uitzondering van de duurmeting naar het binnenmilieu gedurende een week), maar er zijn geen aanwijzingen in het deskundigenbericht waaruit zou kunnen volgen dat op een ander moment in het gehuurde sprake zou kunnen zijn van een niet-normale temperatuur of relatieve luchtvochtigheid. Partijen hebben in hun respectievelijke akten uitlaten deskundigenbericht geen bezwaren geuit tegen de zienswijze van de deskundige ten aanzien van de vocht- en schimmelproblematiek.
3.4.3
Uitgaande van het deskundigenbericht kleeft aan de woning geen gebrek in de zin van artikel 7:204 BW. Niet is immers gebleken dat het genot van [appellant] van het gehuurde door de hiervoor onder i) tot en met iii) genoemde staat van het gehuurde wordt beperkt. Omdat er geen gebrek is, is Velison niet verplicht om maatregelen te nemen ter zake van het natte metselwerk of de isolatie van de begane grond vloer. De vordering van [appellant] tot herstel van gebreken en de daaraan verbonden dwangsom, de vorderingen tot huurprijsvermindering, terugbetaling van teveel betaalde huur en vergoeding van de kosten van het in opdracht van [appellant] verrichte deskundigenonderzoek worden daarom afgewezen. Ook de vordering tot afgifte van het bestek wordt afgewezen, omdat het bestek (bouwjaar 1917) niet meer beschikbaar is en daarnaast [appellant] geen belang meer heeft bij het verkrijgen van het bestek voor het onderzoek van zijn eigen deskundige, aangezien partijen nadien hebben ingestemd met de benoeming van een onafhankelijke deskundige, aldus nog steeds de kantonrechter.
De procedure in hoger beroep
3.5
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met zes grieven op. [appellant] heeft geen grieven gericht tegen de tussenvonnissen van 23 december 2020 en 17 februari 2021.
Geen gebrek in de zin van artikel 7:204 BW
3.6
Grief 1houdt in dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen gebrek in de zin van artikel 7:204 BW aan de woning kleeft. De grief heeft geen succes. Dit berust op het volgende.
3.6.1
Het hof stelt voorop dat artikel 7:204 BW bepaalt dat een gebrek een staat of eigenschap van de zaak of een andere niet aan de huurder toe te rekenen omstandigheid is, waardoor de zaak aan de huurder niet het genot kan verschaffen dat een huurder bij het aangaan van de overeenkomst mag verwachten van een goed onderhouden zaak van de soort als waarop de overeenkomst betrekking heeft.
3.6.2
Uitgaande van het deskundigenbericht (zie hiervoor onder 2.14), is het hof, net als de kantonrechter, van oordeel dat de staat van onderhoud van de woning op dit moment geen gebrek oplevert in de zin van artikel 7:204 BW. Uit het deskundigenbericht is immers niet gebleken dat het genot van [appellant] van het gehuurde door de staat daarvan wordt beperkt. Over het natte metselwerk vermeldt het deskundigenbericht bijvoorbeeld onder meer dat het niet is uit te sluiten dat via aansluitingen van de binnenafwerking (bijvoorbeeld bij de vloer en het plafond) vocht uit het metselwerk in dampvorm in de woning komt, maar dat de hoeveelheid damp die op deze wijze in de woning komt als gering moet worden beschouwd en overlast voor gebruikers door deze oorzaak niet aannemelijk is. Verder constateert de deskundige weliswaar enige bouwkundige gebreken zoals lichte scheurvorming in de stuclaag op de buitengevelisolatie en onvolkomenheden aan het dak, maar deze hebben volgens de deskundige naar verwachting geen of slechts geringe invloed op het metselwerk. Deze bevindingen bieden dus geen steun aan de stelling van [appellant] dat de door hem gestelde vochtproblematiek in de woning een gebrek is in de zin van artikel 7:204 BW.
3.6.3
Wel bevatten de bevindingen in het rapport [bedrijf 4] aanwijzingen voor vocht in de woning. Zo is in de woning een verhoogde luchtvochtigheid en concentratie aan schimmelsporen gemeten. Verder is uit een contactvochtmeting gebleken dat de binnenzijde van de buitengevel in de woonkamer aan de onderzijde nog vochtig was ten tijde van het onderzoek. Mogelijk draagt dit bij aan de verhoging van de luchtvochtigheid in de woning en eventuele schimmelvorming. Uit de conclusies van het rapport [bedrijf 4] volgt echter ook dat de luchtkwaliteit over het algemeen in orde is, dat er geen direct schadelijke stoffen en/of componenten in de lucht zijn gemeten die een gevaar opleveren voor de gezondheid en dat er geen zichtbare afwijkingen in het binnenmilieu zijn geconstateerd (o.a. zichtbare schimmelvorming). Verder ontbreekt in dit rapport de koppeling met de bevindingen uit het deskundigenbericht. Alles overziend legt het rapport [bedrijf 4] dan ook onvoldoende gewicht in de schaal om vast te kunnen stellen dat de gestelde vochtproblematiek een gebrek in de zin van artikel 7:204 BW oplevert.
3.7
Grief 2bevat de klacht dat de kantonrechter ten onrechte de vordering tot herstel van de gestelde gebreken heeft afgewezen.
Grief 3keert zich tegen de afwijzing van de vorderingen van [appellant] tot (a) huurprijsvermindering, (b) terugbetaling van (teveel betaalde) huur en (c) vergoeding van kosten die [appellant] heeft gemaakt voor deskundigenonderzoek. Deze grieven stranden omdat hiervoor is geoordeeld dat de situatie in de woning geen gebrek in de zin van artikel 7:204 BW oplevert. Dit brengt mee dat Velison niet gehouden is tot herstel over te gaan, dat [appellant] geen recht heeft op een huurprijsvermindering en Velison hem niets hoeft (terug) te betalen.
3.8
Ten overvloede merkt het hof op dat het Velison wel zou sieren als zij de gevelconstructie ter hoogte van de begane grondvloerconstructie laat injecteren conform de aanbevelingen in het rapport [bedrijf 1] (zie hiervoor onder 2.10), het rapport [naam 1] (zie hiervoor onder 2.8) en het deskundigenbericht (zie hiervoor onder 2.14). Afgaande op die rapporten en het deskundigenbericht leidt het injecteren tot uitsluiting van het optrekken van vocht in het metselwerk en zal dit een positieve invloed hebben op het vocht in de woning, in die zin dat de situatie niet verder zal verslechteren. Dat is ook in het belang van Velison. Weliswaar kan nu niet worden vastgesteld dat de situatie in de woning een gebrek in de zin van artikel 7:204 BW oplevert, maar gelet op genoemde rapportages en het deskundigenbericht acht het hof het aannemelijk dat het vocht in de muren zonder maatregelen niet zal afnemen en dat de situatie verder zal verslechteren. Uit het deskundigenbericht (zie hiervoor onder 2.14) volgt bijvoorbeeld onder meer dat de balkkoppen die in het metselwerk zijn opgelegd een vochtgehalte van 26 tot 28% vertonen, hetgeen sterk verhoogd is en een gunstig milieu vormt om houtrot te laten ontstaan. Gelet op het voorgaande ligt het dan ook in de rede om deze preventieve onderhoudsmaatregelen te treffen. Velison was en is daartoe vooralsnog echter niet gehouden.
Overige grieven
3.9
Grief 4houdt in dat de kantonrechter ten onrechte de vordering van [appellant] tot afgifte van het bestek van de woning heeft afgewezen. Omdat ook in hoger beroep onvoldoende concreet is gesteld wat het belang van [appellant] bij afgifte van het bestek is, faalt de grief. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat een onafhankelijke deskundige de woning heeft onderzocht en daarmee duidelijk is geworden wat de huidige stand van zaken is voor wat betreft de gestelde vochtoverlast in de woning. Niet is gesteld of gebleken dat [appellant] op dit moment belang heeft bij nader onderzoek.
3.1
De
grieven 5 en 6keren zich tegen de beslissingen van de kantonrechter over de proceskosten. Deze grieven bouwen voort op de eerder grieven van [appellant] . Omdat die grieven geen succes hebben, falen ook grieven 5 en 6.
Slotsom en kosten
3.11
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de grieven falen. De vonnissen waarvan beroep zullen worden bekrachtigd. Omdat [appellant] in deze procedure geen gelijk krijgt, moet hij de proceskosten van Velison betalen.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de vonnissen waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Velison begroot op € 772,- aan verschotten en € 1.672,- voor salaris en op € 173,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 90,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.E. van der Werff, M.E. Hinskens-van Neck en I. de Greef en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 12 september 2023.