3.1Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank op vordering van de Belastingdienst, op grond van artikel 47 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (hierna: AWR), [appellanten] . in conventie veroordeeld om:
op het formulier “Verklaring in het buitenland aangehouden bankrekening(en)” te verklaren welke buitenlandse bankrekening(en) zij na 31 januari 1994 bij KB Luxbank – en bij eventuele andere buitenlandse banken – hebben aangehouden dan wel nog aanhouden;
opgaaf te doen van de onder a) bedoelde buitenlandse rekening(en) door middel van het beantwoorden van de vragen op het formulier “Opgaaf in het buitenland aangehouden bankrekening(en)” en het verstrekken van de op laatstgenoemd formulier vermelde bescheiden, waaronder kopieën van alle afschriften van de betreffende buitenlandse bankrekening(en) over de periode 1994-heden, daaronder begrepen, indien van toepassing, bewijs van de opheffing van de bankrekening(en), alsmede schriftelijk bewijs van de bestemming van het saldo dan wel de saldi na opheffing;
een mondelinge toelichting te geven op de onder a) en b) omschreven gegevens, inlichtingen en/of verklaringen binnen een door de inspecteur nader te bepalen termijn;
en voorts bepaald dat
[appellanten] . aan de hiervoor onder a) en b) vermelde veroordelingen dienen te voldoen binnen 30 dagen na betekening van het vonnis, en aan de hiervoor onder c) vermelde veroordeling binnen de door de inspecteur te bepalen termijn, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat [appellanten] . na ommekomst van genoemde termijn in gebreke blijven hieraan te voldoen, tot een maximum van € 500.000,00 is bereikt;
voor zover de veroordelingen onder a), b) en c) betrekking hebben op materiaal waarvan het bestaan afhankelijk is van de wil van [appellanten] ., dit materiaal verstrekt zal worden met de restrictie dat het slechts zal worden gebruikt ten behoeve van de belastingheffing;
en [appellanten] . veroordeeld in de proceskosten.
In reconventie heeft de rechtbank de tegenvordering van [appellanten] ., die samengevat inhoudt dat de rechtbank de Belastingdienst veroordeelt tot terugbetaling van al hetgeen door de Belastingdienst van [appellanten] . is verkregen aan dwangsommen en kosten, met rente, afgewezen en hen in de proceskosten veroordeeld.
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen [appellanten] . met tien grieven op.
Is voldaan aan de voor artikel 47 AWR geldende maatstaf?