Uitspraak
1.De procedure
2.Het verzoek tot herziening
3.Beoordeling
Aangezien het hier om een evidente niet-ontvankelijkheid gaat wordt de zaak buiten zitting afgedaan. Het verzoek tot herziening is kennelijk niet-ontvankelijk.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak betreft het een tweede verzoek tot herziening van een beslissing van de wrakingskamer van het Gerechtshof Amsterdam. Het verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.H. Weermeijer, heeft op 22 november 2022 een verzoek ingediend tot herziening van de eerdere beslissing van de wrakingskamer van 25 juli 2022, waarin een wrakingsverzoek van 8 juni 2022 werd afgewezen. De wrakingskamer had eerder op 12 oktober 2022 het verzoek tot herziening kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. In de onderhavige beslissing van 3 oktober 2023 heeft de wrakingskamer opnieuw geoordeeld dat het verzoek tot herziening niet ontvankelijk is. Verzoeker stelt dat de wrakingskamer in haar eerdere beslissing niet is ingegaan op de aangevoerde gronden. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat de beslissing van 25 juli 2022 niet kan worden aangemerkt als een uitspraak in de zin van artikel 8:119, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en is derhalve niet vatbaar voor herziening. De zaak is zonder zitting afgedaan, gezien de evidente niet-ontvankelijkheid van het verzoek.