Uitspraak
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Bewijsmotivering
De verdediging meent primair dat geen sprake is dubbel opzet, nu de verdachte niet wist dat de telefoon en de geldbedragen van [benadeelde01] waren gestolen en wat er op dat moment in de woning gebeurde en zij niet de beschikking heeft gehad over de gestolen goederen.
Het hof komt tot het oordeel dat de bijdrage van verdachte aan het bewezenverklaarde van voldoende gewicht is om van medeplegen te kunnen spreken. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Oplegging van straf
Het hof heeft acht geslagen op de rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming van 2 juni 2020, 1 maart 2021, 11 mei 2022 en 27 januari 2023 en de Pro Justitia-rapportage van het NIFP van 24 augustus 2020. Gebleken is dat de verdachte heeft geprofiteerd van het lange schorsingstoezicht en echt een andere weg is ingeslagen, waarvoor zij een compliment verdient.
Net als de rechtbank betrekt het hof bij het bepalen van de straf in het voordeel van de verdachte de omstandigheid dat de redelijke termijn in eerste aanleg met bijna 20 maanden is overschreden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde01]
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd en daarbij de vordering ten aanzien van de materiële schadepost van € 1.500,00 voor de weggenomen geldbedragen verminderd met € 418,58, maar voor het overige is de vordering gehandhaafd. De totale vordering van de benadeelde partij in hoger beroep bedraagt € 2.037,97.
Het hof wijst de vordering conform de motivering van de rechtbank toe. Dat betekent in dit geval een bedrag van € 400,00 voor de telefoon en € 540,71 voor wat betreft het gestolen geld (€ 1500 – € 418,58 : 2) .
BESLISSING
€ 940,71 (negenhonderdveertig euro en eenenzeventig cent) bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
940,71 (negenhonderdveertig euro en eenenzeventig cent)als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.