ECLI:NL:GHAMS:2023:2393
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na intrekking
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, gedateerd 22 november 2021. De verdachte, geboren in 1988 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, had hoger beroep ingesteld tegen het eerder genoemde vonnis. Tijdens de zitting op 10 juli 2023 heeft de raadsman van de verdachte medegedeeld dat de verdachte het hoger beroep wenst in te trekken, omdat hij geen belang meer heeft bij het hoger beroep. De raadsman heeft ook aangegeven dat de verdachte de eerder geuite bezwaren tegen het vonnis niet langer handhaaft.
Het hof heeft vervolgens de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen, die strekte tot de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep. Gezien het feit dat de verdachte geen belang meer heeft bij het hoger beroep en er geen rechtens te respecteren belang is gebleken dat zou pleiten voor verder onderzoek van de zaak, heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde hoger beroep. Dit is in overeenstemming met artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, bestaande uit de rechters D.A.C. Koster, E. van Die en M.L.M. van der Voet, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 juli 2023.