ECLI:NL:GHAMS:2023:2390

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
23-001693-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling in auto wegens onvoldoende overtuigend bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van mishandeling van zijn levensgezel op 2 maart 2018 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte verschillende vormen van geweld, waaronder het slaan en verstikken van de aangeefster. Tijdens de rechtszaak heeft de verdachte zijn ontkenning kracht bijgezet met bewijsstukken, waaronder foto’s en schriftelijke verklaringen die zijn alibi ondersteunen. De aangeefster kon niet als getuige worden gehoord omdat zij weigerde mee te werken aan een verhoor, wat de betrouwbaarheid van haar aangifte in twijfel trok. Het hof heeft vastgesteld dat de belastende bewijsstukken onvoldoende zijn om tot een veroordeling te komen. De advocaat-generaal had een taakstraf geëist, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd en de verdachte werd vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001693-21
datum uitspraak: 15 juni 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 mei 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-217465-18 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1990,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 januari 2022, 10 mei 2022 en 15 juni 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 2 maart 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zijn levensgezel, [slachtoffer01] , heeft mishandeld door
- ( met kracht en/of met gebalde vuist) eenmaal of meermalen in/op/tegen de kaak, althans het gezicht van voornoemde Amstelveen te slaan en/of te stompen en/of
- met een sleutel in/tegen de nek en/of de hals te drukken en/of te snijden en/of te steken en/of
- ( met kracht en/of met beide handen) de keel en/of de hals van voornoemde Amstelveen te pakken en/of de keel en/of de hals van voornoemde Amstelveen dicht te knijpen en/of dicht te drukken en/of dichtgeknepen en/of dichtgedrukt te houden, althans verstikkend geweld op de keel en/of hals van voornoemde Amstelveen uit te oefenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde (met uitzondering van het bestanddeel levensgezel) zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van twintig uren.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden, omdat het dossier weliswaar voldoende wettig, maar onvoldoende overtuigend bewijs bevat dat de verdachte de aangeefster heeft mishandeld.
Volgens de raadsman heeft de aangeefster een motief voor het doen van een valse aangifte, namelijk het (uit jaloezie) in een kwaad daglicht stellen van de verdachte en de omgang tussen de verdachte en hun gezamenlijke zoontje te frustreren. Dat de aangifte kennelijk vals is, kan worden afgeleid uit het feit dat de aangeefster heeft geweigerd een nadere verklaring af te leggen en uit de omstandigheid dat de aangeefster de dag na het vermeende incident samen met de verdachte naar een feest is gegaan, waarop zij het, blijkens de overgelegde foto’s, gezellig hadden. De verdachte heeft bovendien stellig en consistent ontkend en een alibi naar voren gebracht.
Het hof overweegt als volgt.
De aangeefster heeft de verdachte beschuldigd van mishandeling in haar auto. De verdachte heeft de mishandeling van de aangeefster van meet af aan ontkend. De voor de verdachte, in aanvulling op de aangifte, belastende stukken in het dossier bestaan uit de bevindingen van de politie met betrekking tot het aantreffen van de aangeefster in haar auto en de constatering van letsel, alsmede de verklaring van de getuige [getuige01] . De verdachte heeft zijn ontkenning kracht bijgezet door middel van (kort gezegd) schriftelijke verklaringen die hem een alibi zouden moeten verschaffen en door foto’s te verstrekken waaruit blijkt dat hij en de aangeefster de dag na het ten laste gelegde incident gezamenlijk naar een feest in de [plek01] zijn geweest, ogenschijnlijk in goede harmonie.
Gelet op deze omstandigheden heeft het hof het noodzakelijk geacht, zoals beslist op de terechtzittingen van 25 januari 2022 en 10 mei 2022, de aangeefster als getuige te (doen) horen. De aangeefster, die inmiddels in [land] woont, kon echter niet als getuige worden gehoord omdat zij - in het kader van een rechtshulpverzoek (EOB) - heeft geweigerd mee te werken aan een (video)verhoor en het inzetten van dwangmiddelen tegen de getuige door de [land] autoriteiten niet opportuun werd geacht.
Hierdoor kan het hof de betrouwbaarheid van de aangifte niet toetsen, anders dan aan de hand van voornoemde stukken in het dossier. Nu de getuige [getuige01] geen van de ten laste gelegde gedragingen concreet heeft waargenomen en ook het letsel van de aangeefster onvoldoende houvast biedt, komt het hof, gezien de stellige en gemotiveerde ontkenning van de verdachte, tot de volgende conclusie. Op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S. Jongeling, mr. H.A. Stalenhoef en mr. D.A.G. van Toor, in tegenwoordigheid van mr. C.T. Snellenberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 juni 2023.
De oudste raadsheer en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.