ECLI:NL:GHAMS:2023:2367

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
23-003348-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van vonnis met betrekking tot geldboete en vordering benadeelde partij in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 6 december 2022 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die werd aangeklaagd voor mishandeling. Het hof heeft het vonnis van de politierechter in grote lijnen bevestigd, maar heeft de beslissing met betrekking tot de opgelegde geldboete en de vordering van de benadeelde partij vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 750,00 en 15 dagen hechtenis, waarbij de geldboete in termijnen van € 150,00 moet worden betaald. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, die bestaat uit materiële en immateriële schade, toegewezen tot een totaalbedrag van € 757,95. Het hof heeft bepaald dat de verdachte verplicht is om dit bedrag te betalen aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente. De beslissing van het hof houdt ook in dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de geldboete. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door een enkelvoudige strafkamer, waarbij de griffiers aanwezig waren om de uitspraak vast te leggen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer eerste aanleg : 13-254539-22
parketnummer hoger beroep : 23-003348-22
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam, enkelvoudige strafkamer, van 5 oktober 2023 gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 6 december 2022 in de zaak tegen de verdachte:
naam:
[verdachte01]
voornamen: [verdachte01]
geboren: op [geboortedatum01] 1971 te [geboorteplaats01]
adres: [adres01] .

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde geldboete, de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01] en de opgelegde schadevergoedingsmaatregel – in zoverre wordt het vonnis vernietigd – en met dien verstande dat de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen worden vervangen door de bewijsmiddelen die na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de uitwerking van deze aantekening.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde geldboete, de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01] en de opgelegde schadevergoedingsmaatregel en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat het totaal van de
geldboetemag worden voldaan in
5 (vijf) termijnenvan
1 maand, elke termijn groot
€ 150,00 (honderdvijftig euro).
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij01] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 757,95 (zevenhonderdzevenenvijftig euro en vijfennegentig cent) bestaande uit € 257,95 (tweehonderdzevenenvijftig euro en vijfennegentig cent) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 325,00 (driehonderdvijfentwintig euro) bestaande uit € 25,00 (vijfentwintig euro) materiële schade en € 300,00 (driehonderd euro) immateriële schadeaf.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij01] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 757,95 (zevenhonderdzevenenvijftig euro en vijfennegentig cent) bestaande uit € 257,95 (tweehonderdzevenenvijftig euro en vijfennegentig cent) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 15 (vijftien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op:
  • 21 augustus 2022 over een bedrag van € 150,00;
  • 8 september 2022 over een bedrag van € 107,95;
en van de immateriële schade op 21 augustus 2022.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Gewezen door mr. D.A.C. Koster, in bijzijn van T. Zikken en mr. R.M. ter Horst, griffiers.
mr. D.A.C. Koster