ECLI:NL:GHAMS:2023:2365

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
23-002988-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwijzing naar rechtbank na niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in asielzaak met vervalste documenten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 2001 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder niet-ontvankelijk verklaard door de politierechter in de vervolging door het openbaar ministerie. Dit gebeurde omdat de verdachte, na een eerste asielaanvraag die buiten behandeling was gesteld, Nederland had verlaten met vervalste documenten en vervolgens opnieuw asiel had aangevraagd. Het hof heeft de zaak onderzocht naar aanleiding van de zitting op 18 september 2023 en de vordering van de advocaat-generaal. De verdachte werd ervan beschuldigd op 10 oktober 2021 een vervalst paspoort en identiteitskaart van Indonesië voorhanden te hebben gehad tijdens een douanecontrole op Schiphol. Het hof oordeelde dat de verdachte niet zonder meer een beroep kan doen op artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag, wat leidde tot de vernietiging van het vonnis van de politierechter. De zaak is terugverwezen naar de rechtbank Noord-Holland voor een nieuwe behandeling, aangezien de hoofdzaak niet door de politierechter was beslist en de dagvaarding in hoger beroep niet in persoon aan de verdachte was betekend. Het hof benadrukte dat de politierechter niet in staat was om de hoofdzaak te behandelen, waardoor terugwijzing noodzakelijk was.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002988-21
datum uitspraak: 2 oktober 2023
VERSTEK (
raadsvrouw niet gemachtigd)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 27 oktober 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-275193-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 september 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 10 oktober 2021 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer een reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten
- een nationaal paspoort van Indonesië (op naam gesteld van [verdachte] en voorzien van het nummer [nummer 1] ) en/of
- een nationale identiteitskaart van Indonesië (op naam gesteld van [verdachte] en voorzien van het nummer [nummer 2] ),
waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals of vervalst was, heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De politierechter heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte op de grond dat de verdachte, nadat zijn eerste asielaanvraag blijkbaar buiten behandeling is gesteld, hij met deze documenten Nederland heeft verlaten en vervolgens opnieuw een asielaanvraag heeft ingediend.
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en de bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een vals paspoort en een valse identiteitskaart.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte wordt ervan verdacht dat hij op 10 oktober 2021 een vervalst paspoort voorhanden heeft gehad bij de douanecontrole tijdens een transfer in Nederland. Het betrof een transfer op een vlucht van Lima naar Jakarta, derhalve niet zijnde een vlucht uit India, het land van waaruit de verdachte zegt te zijn gevlucht vanwege een onveilige situatie. Bovendien was de verdachte op die vlucht gestapt, nadat hij naar eigen zeggen in augustus 2021 in Nederland was aangekomen met zijn originele Indiase paspoort en hij daarna verder was gaan reizen via een reisagent die hem het Indonesische paspoort gaf. Het hof begrijpt uit de verklaring van de verdachte dat hij toen Nederland heeft verlaten en uiteindelijk de vlucht van Lima naar Jakarta heeft genomen met de onderhavige transfer in Nederland. Uit deze gang van zaken volgt niet zonder meer dat de verdachte een beroep toekomt op het bepaalde in artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag, hetgeen ligt besloten in de beslissing van de politierechter. Daarom kan die beslissing niet in stand blijven en zal het hof het vonnis vernietigen.

Terugwijzing naar de rechtbank

Artikel 423, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv) bepaalt dat indien de hoofdzaak niet door de rechtbank is beslist en het onderzoek daarvan gevolg moet zijn van de vernietiging van het vonnis, het gerechtshof de zaak zelf afdoet, tenzij terugwijzing naar dezelfde rechtbank door de advocaat-generaal of de verdachte ter terechtzitting is verlangd. Terugwijzing vindt ook zonder uitdrukkelijk gebleken verlangen van de verdachte plaats indien de verdachte niet ter terechtzitting aanwezig is en de dagvaarding om op de zitting in hoger beroep te verschijnen of de aanzegging of oproeping voor de nadere terechtzitting aan de verdachte niet in persoon is gedaan of betekend en zich geen andere omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de dag van de terechtzitting of de nadere terechtzitting de verdachte tevoren bekend was.
Het openbaar ministerie is door de politierechter niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging. Daarmee is de hoofdzaak niet door de politierechter beslist. Immers, de politierechter is niet toegekomen aan de vragen van artikel 350 Sv. Het standpunt van de advocaat-generaal, inhoudende dat de politierechter wel op de hoofdzaak heeft beslist nu de zaak inhoudelijk is behandeld, berust op een onjuiste lezing van het bepaalde in artikel 423, tweede lid, Sv.
Het hof stelt voorts vast dat de dagvaarding in hoger beroep niet in persoon aan de verdachte is betekend en dat zich geen andere omstandigheid voordoet waaruit voortvloeit dat de verdachte bekend is met de datum van de terechtzitting in hoger beroep. Tegen de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep verstek verleend.
Gelet op het bepaalde in artikel 423, tweede lid, Sv alsmede op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de zaak worden teruggewezen naar de rechtbank Noord-Holland om de zaak daar met inachtneming van dit arrest opnieuw te berechten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst de zaak terug naar de rechtbank Noord-Holland, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. R. van der Heijden en mr. D.A.C. Koster, in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch en B. Jeeninga, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 oktober 2023.