In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 13 december 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1997 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen de opgelegde straf en de (gedeeltelijke) toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Tijdens de pro-formabehandeling op 6 juni 2023 werd melding gemaakt van een e-mail van de raadsman, mr. M.J. Bouwman, waarin werd aangegeven dat het hoger beroep gericht was tegen de opgelegde straf. Op 25 augustus 2023 heeft mr. Jansen-de Wolf zich als raadsvrouw van de verdachte gesteld en op 13 september 2023 verzocht om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. De verdediging heeft besloten het hoger beroep niet langer te handhaven, wat door de advocaat-generaal werd ondersteund.
Het hof heeft op 27 september 2023 aan de advocaat-generaal en de raadsvrouw medegedeeld dat het voornemens was de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, onder verwijzing naar artikel 416 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. Aangezien de verdediging de eerder geuite bezwaren tegen het vonnis niet langer handhaafde en er geen rechtens te respecteren belang was dat een inhoudelijke behandeling van de zaak rechtvaardigde, heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde hoger beroep. De beslissing werd op de openbare terechtzitting van 28 september 2023 uitgesproken.