ECLI:NL:GHAMS:2023:2338
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vordering tot vernietiging wegens wilsgebrek van overeenkomst met derde partij
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 augustus 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een vordering tot vernietiging van een overeenkomst wegens wilsgebrek. De appellanten, bestaande uit twee natuurlijke personen en een besloten vennootschap, hebben in principaal appel de vernietiging van vaststellingsovereenkomsten gevorderd, waarbij zij zich beroepen op wilsgebreken zoals bedreiging en misbruik van omstandigheden. De rechtbank had in eerste aanleg het beroep op vernietiging afgewezen, maar had wel geoordeeld dat een concurrentiebeding in de tweede vaststellingsovereenkomst nietig was wegens strijd met het mededingingsrecht. Dit oordeel is door de appellanten bestreden in hun hoger beroep.
Tijdens de mondelinge behandeling op 3 april 2023 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen en producties. Het hof heeft vastgesteld dat de vordering tot vernietiging moet worden ingesteld tegen alle partijen die bij de rechtshandeling betrokken zijn. In dit geval is [bedrijf 1] B.V., die niet heeft ondertekend maar wel belang heeft bij de instandhouding van de overeenkomst, als partij in het geding betrokken. Het hof heeft daarom besloten om de zaak te verwijzen naar de rol, zodat de geïntimeerden in de gelegenheid worden gesteld om [bedrijf 1] op te roepen, zodat deze partij kan deelnemen aan het geding.
De beslissing van het hof houdt in dat de zaak op 10 oktober 2023 opnieuw zal worden behandeld, waarbij de appellanten de gelegenheid krijgen om de niet opgeroepen partij alsnog in het geding te betrekken. Het hof heeft verdere beslissingen aangehouden tot dat moment.