ECLI:NL:GHAMS:2023:231

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
23-002183-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak in verkeersdelict met zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 augustus 2022. De verdachte, geboren in 2002, was eerder vrijgesproken van een tenlastelegging die verband hield met een verkeersdelict. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak, conform artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering.

Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 5 januari 2023 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, maar heeft de kwalificatie van het bewezenverklaarde ten aanzien van feit 1 primair aangepast. De verdachte was betrokken bij een ongeval dat leidde tot zwaar lichamelijk letsel bij een ander, wat resulteerde in een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

De raadsvrouw heeft verzocht om de hoogte van de opgelegde werkstraf te matigen en om geen onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen. De verdachte heeft aangegeven dat hij zijn leven na zijn plaatsing in een instelling weer heeft opgebouwd en dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk en school. Het hof oordeelde echter dat de ernst van het verkeersdelict een (deels) onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid rechtvaardigt. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte waren niet voldoende om van dit beginsel af te wijken.

Het hof heeft ook geen aanleiding gezien om de werkstraf te matigen. De beslissing van het hof houdt rekening met de ernst van het delict en de noodzaak om recht te doen aan de gevolgen van het gedrag van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002183-22
datum uitspraak: 19 januari 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 augustus 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-145496-20 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2002,
adres: [adres01] .

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 januari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en diens raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof de kwalificatie van het bewezenverklaarde ten aanzien van feit 1 primair zal vervangen en de strafmotivering zal aanvullen als hierna volgend.

Kwalificatie

Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.

Aanvulling strafmotivering

De raadsvrouw heeft in hoger beroep opnieuw verzocht de hoogte van de werkstraf te matigen en af te zien van een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.
De verdachte heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij zijn leven na zijn plaatsing in [naam01] weer heeft opgebouwd. Hij werkt in een sorteercentrum en zijn werkzaamheden duren vaak tot diep in de nacht. Het terrein van zijn werkgever ligt afgelegen en is niet bereikbaar met het openbaar vervoer. Daarnaast gaat hij naar school. Hij heeft zijn rijbewijs nodig om dit werk en zijn school te kunnen combineren.
Het hof is van oordeel dat de oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen geboden is om recht te doen aan de ernst van het verkeersdelict. De persoonlijke omstandigheden zoals hiervoor benoemd wegen onvoldoende zwaar om van dit beginsel af te wijken. In redelijkheid kan van de verdachte worden verwacht dat hij voor de periode dat hem zijn rijbevoegdheid onvoorwaardelijk wordt ontzegd een alternatief vindt voor het reizen naar en van zijn werk. Dit geldt te meer daar de verdachte ter zitting tevens heeft aangegeven dat hij voornemens is zijn huidige werkzaamheden bij het afgelegen sorteercentrum te beëindigen.
In het vorenstaande ziet het hof evenmin reden om de werkstraf die door de rechtbank is opgelegd te matigen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. L.F. Roseval, in tegenwoordigheid van mr. C.E. Dongelmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 januari 2023.