Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grief 1betoogd dat deze feiten onjuist dan wel onvolledig zijn. Voor zover van belang zal het hof daarmee hierna rekening houden. De feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds als niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, behelzen - kort weergegeven - het volgende.
“Betrokkene is uitgevallen na een incident op het werk. Betrokkene gaf aan dat er onvoldoende communicatie is tussen werkgever en werknemer om erover te bespreken. Dit is m.i. een belemmerende factor voor zijn herstel. Ik adviseer werkgever en werknemer om z.s.m. met elkaar te bespreken over werkgerelateerde problemen.Voor zijn lichamelijke klachten hebben we besproken over aanvullend onderzoek. Indien er geen onverwachte resultaten zijn, verwacht ik toename belastbaarheid op korte termijn. Prognose is gunstig en verwachting tot volledig herstel in enkele weken.”
“
Ik heb op dit moment corona en zit in quarantaine. Is het mogelijk om het gesprek via video te doen? Anders zullen we het gesprek moeten verplaatsen.”[naam 1] antwoordde daarop:
“
Wat vervelend dat je nu ook Corona hebt. Hoe lang heb je dat? Het is nog geen woensdag en als je 24 uur klachtenvrij bent kan je gewoon op gesprek komen, dus laten we heel even afwachten hoe het met je gaat.”
Waarop [appellant] , nog steeds op dezelfde dag, heeft geantwoord:
“
Ik mag officieel zaterdag uit quarantaine, dus idd f afwachten hoe ik me t.z.t. voel. Ik wilde het alleen tijdig doorgeven, omdat ik me dit moment erg slecht voel. Zullen we afspreken dat ik je dinsdag voor 12u laat weten of ik klachtenvrij ben?”Bij e-mail van 1 februari 2022 heeft [appellant] aan [naam 1] onder meer het volgende geschreven:
“
Ik zou je vandaag laten weten hoe ik me voel, en de covid heeft me goed te pakken. Heb nog ontzettend veel last ervan. Is het mogelijk om het gesprek morgen telefonisch of videobellen te doen? Anders moeten we het gesprek verplaatsen naar volgende week.”
3.Beoordeling
grief 2betoogt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte geen acht heeft geslagen op het vereiste van onverwijldheid bij het ontslag op staande voet. GLS heeft niet duidelijk gemaakt wat zij heeft gedaan tussen december 2021 en 17 januari 2022. Pas op 17 januari 2022 heeft GLS de opdracht verstrekt aan onderzoeksbureau [bedrijf 1] . GLS wordt geacht al meteen op de hoogte te zijn gesteld van de bevindingen van het bureau op 25 en 31 januari 2022. Vervolgens heeft zij tot 11 februari 2022 gewacht om ontslag te geven. Volgens [appellant] heeft GLS daarom niet voortvarend gehandeld en onderzoek verricht.
grieven 3, 4 en 5betwist [appellant] dat hij ten aanzien van zijn fysieke beperkingen danwel de aard en de mate van zijn arbeidsongeschiktheid willens en wetens een valse voorstelling van zaken heeft gegeven. Zijn beweringen tegenover de bedrijfsarts en medewerkers van GLS dat er geen afname was van zijn klachten, waren juist. De kantonrechter heeft zich ten onrechte beperkt tot de fysieke klachten van [appellant] en heeft niet ook gekeken naar de psychische klachten. De psychische klachten zijn als gevolg van het ontslag zelfs zodanig toegenomen dat [appellant] niet meer kan werken aan de doelen van de behandeling. Volgens [appellant] was er geen valide reden om een inbreuk te maken op zijn persoonlijke levenssfeer door op basis van onvoldoende gegevens een privédetective in te schakelen. Het rapport van [bedrijf 1] is bovendien hoofdzakelijk gebaseerd op filmopnamen. [appellant] erkent dat hij op 20, 25 en 31 januari 2022 auto heeft gereden. Op 20 januari 2022 is [appellant] met de auto boodschappen gaan doen. Op 25 en 31 januari 2022 heeft hij alleen zijn partner, kind en een vriendin vervoerd. Uit enkel deze filmbeelden kan volgens [appellant] echter niet worden afgeleid dat hij heeft gelogen over zijn medische toestand en dat hij taxi-werkzaamheden heeft verricht. Voorts betwist [appellant] dat hij tijdens het gesprek op 13 januari 2022 moeizaam bewoog en zelfs moeite had om zijn stoel aan te schuiven; dit betreft slechts een interpretatie van GLS. Tot slot betoogt [appellant] dat hem niet valt te verwijten dat het enige tijd heeft geduurd voordat hij de machtiging heeft ontvangen en opgestuurd. Op 2 februari 2022 heeft [appellant] verzocht om de per e-mail gestuurde machtiging ook per post te mogen ontvangen; na ontvangst heeft hij de machtiging direct ondertekend en opgestuurd. Verder betwist [appellant] dat uit het rapport van [bedrijf 1] en de camerabeelden blijkt dat hij onwaarheden over zijn Covid-19 besmetting heeft verkondigd (
grieven 6, 7, 8 en 9). [appellant] is op 21 januari 2022 positief getest op Covid-19, maar op 25 januari 2022 heeft hij desondanks noodgedwongen met de auto zijn kind naar de crèche en zijn vrouw naar haar werk gebracht. Dat sluit elkaar niet uit. De bewering van [appellant] dat hij op 1 februari 2022 nog veel last van Covid-19 had (en niet op het gesprek op 2 februari 2022 kon komen), terwijl hij eerder had verklaard al op 29 januari 2022 uit quarantaine te mogen, is niet onjuist. Covid-19 en de daarbij behorende klachten hebben een grillig verloop. [appellant] betwist dat hij onwaarheden heeft gesproken over zijn Covid besmetting en de mogelijkheden om bij GLS op gesprek te komen.
grief 10faalt derhalve.
grief 13faalt.
Grief 12faalt derhalve. [appellant] zal ook als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. Partijen hebben geen concrete stellingen te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een andere beslissing zouden kunnen leiden, zodat hun bewijsaanbiedingen daarom worden gepasseerd.