ECLI:NL:GHAMS:2023:2305

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
23-000538-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing van straf en beslissing op vordering benadeelde partij in zaak van mishandeling met kopstoot

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 8 februari 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 1955, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor mishandeling door het geven van een kopstoot aan het slachtoffer. Dit leidde tot een hersenschudding en drie beschadigde tanden bij het slachtoffer. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, behalve wat betreft de strafoplegging en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. De verdachte kreeg een taakstraf van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, en de vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen. De benadeelde partij had een schadevergoeding van € 1.328,96 gevorderd, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het hof oordeelde dat de benadeelde partij recht had op volledige vergoeding van de materiële schade en een bedrag van € 750,00 voor immateriële schade. De beslissing van het hof houdt in dat de verdachte ook verplicht is om de schadevergoeding aan de benadeelde partij te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de schade.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000538-23
datum uitspraak: 9 oktober 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 februari 2023 in de strafzaak onder parketnummer
13-323310-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1955,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 september 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw en de gemachtigde van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd. Daarnaast zal het hof de door de politierechter gebruikte bewijsmiddelen vervangen door de bewijsmiddelen die na een eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in een aanvulling op dit arrest.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van honderdvijftig uren, waarvan vijftig uren voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot de straf zoals opgelegd in eerste aanleg.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling door het slachtoffer een kopstoot te geven, omdat de verdachte zijn auto voor de het bruggetje naar het huis van het slachtoffer had geparkeerd en daar door de partner van het slachtoffer op werd aangesproken. Het slachtoffer heeft als gevolg van de kopstoot onder meer een hersenschudding en drie beschadigde tanden opgelopen. Het handelen van de verdachte heeft niet alleen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer aangetast, maar ook geleid tot paniek- en angstaanvallen, waarvan het slachtoffer, zo blijkt uit de ter terechtzitting in hoger beroep voorgedragen slachtofferverklaring, nog altijd last heeft.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft het hof als uitgangspunt genomen wat doorgaans wordt opgelegd voor mishandeling door het geven van een kopstoot. Uit de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) volgt voor een dergelijk feit als oriëntatiepunt een taakstraf voor de duur van 120 uren. Het hof zal dit, nu de verdachte blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 september 2023 geen relevante documentatie heeft, ook als uitgangspunt nemen. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de leeftijd van de verdachte en zijn fysieke gesteldheid, ziet het hof evenwel aanleiding een deel van deze taakstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen, waarmee het hof tevens beoogt de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze vordering bedraagt € 1.328,96, bestaande uit € 328,96 aan materiële schade en
€ 1.000,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis volledig toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden.
Materiële schade
De gevorderde materiële schade is niet betwist en nu deze het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal dit deel van de vordering volledig worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
Immateriële schade
Het hof is van oordeel dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen ook immateriële schade heeft opgelopen. Allereerst is vast komen te staan dat er sprake is van lichamelijk letsel. Als gevolg van het bewezenverklaarde heeft de benadeelde partij een hersenschudding, een gebroken tand en twee beschadigde tanden opgelopen. Daarnaast is, gelet op de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan, ook sprake van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld (art. 6:106 BW). De benadeelde partij heeft enige tijd niet volledig kunnen werken en, zoals hiervoor reeds overwogen, nog steeds angst- en paniekaanvallen als gevolg van het bewezenverklaarde.
Het hof zal, alle omstandigheden in ogenschouw nemend en kijkend naar de vergoedingen in soortgelijke gevallen, de immateriële schade begroten op een bedrag van € 750,00. De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en de beslissing ten aanzien van de benadeelde partij en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.078,96 (duizend achtenzeventig euro en zesennegentig cent)bestaande uit € 328,96 (driehonderdachtentwintig euro en zesennegentig cent) materiële schade en € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.078,96 (duizend achtenzeventig euro en zesennegentig cent) bestaande uit € 328,96 (driehonderdachtentwintig euro en zesennegentig cent) materiële schade en € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 20 (twintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 11 december 2022.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.L. Bruinsma, mr. R. van der Heijden en mr. R.A.E. van Noort, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Jansen en mr. M.C. de Rade, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 oktober 2023.