ECLI:NL:GHAMS:2023:2304

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
23-003486-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van cocaïnehandel en openlijke geweldpleging met veroordeling tot taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1992, werd beschuldigd van het meermalen verstrekken van cocaïne en openlijke geweldpleging. De tenlastelegging omvatte verschillende feiten, waaronder het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne op meerdere data in 2020 en 2022, en het plegen van geweld tegen een slachtoffer op het Muntplein in Amsterdam. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, betrokken was bij geweldshandelingen tegen het slachtoffer en diens telefoon. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft andere feiten bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 98 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 60 uren. De rechtbank heeft ook verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen gelast. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en het recidiverisico van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003486-22
datum uitspraak: 9 oktober 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 december 2022 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-133295-20 en 13-088867-22 en 13-241826-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 september 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zaak met parketnummer 13-133295-20:1.
hij in of omstreeks de periode van 12 april 2020 tot en met 20 mei 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een of meer handels- en/of gebruikershoeveelhe(i)d(en), cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 20 mei 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,30 gram en 4,91 gram en 0,21 gram cocaïne, zijnde (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
zaak met parketnummer 13-241826-22 (gevoegd):1.
hij op of omstreeks 22 september 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft vervoerd/verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt - aan een onbekend gebleven persoon, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer een gebruikershoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 22 september 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,86 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
zaak met parketnummer 13-088867-22 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 10 april 2022 te Amsterdam openlijk, te weten in de Reguliersbreestraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed, te weten een bakfiets van horecabedrijf [bedrijf] BV door op deze bakfiets te gaan liggen en door deze bakfiets om te gooien;
2.
hij op of omstreeks 10 april 2022 te Amsterdam openlijk, te weten, op het Muntplein, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer] en diens telefoon door:
  • herhaaldelijk, ook nadat [slachtoffer] terugtrekkende bewegingen heeft gemaakt, al dan niet in gezelschap van een mededader op [slachtoffer] af te lopen en daarbij:
  • [slachtoffer] een duw te geven
  • met een riem of ketting een slaande beweging in de richting [slachtoffer] te maken
  • een spugende beweging in de richting van [slachtoffer] te maken
  • een schoppende beweging in de richting van [slachtoffer] te maken
  • met een arm een zwaai naar achter te maken uit te halen in de richting van het gezicht van [slachtoffer]
  • de telefoon van [slachtoffer] uit zijn handen te slaan en
  • de telefoon op te pakken en verder weg de straat in te gooien.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof komt tot andere beslissingen dan
politierechter.

Vrijspraak in de zaak met parketnummer 13-088867-22 onder feit 1

Naar het oordeel van het hof is – overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal en de raadsman – niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder dit feit is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging in de zaak met parketnummer 13-088867-22 onder feit 2

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon en een goed.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken. Hiertoe is aangevoerd dat alleen medeverdachte [medeverdachte 1] geweldshandelingen heeft verricht en dat de verdachte de-escalerend heeft opgetreden dan wel heeft willen optreden.
Het hof stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld in de zin van de tenlastelegging sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Het hof stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Op 10 april 2022 verklaarde [slachtoffer] dat een drietal mannen op hem af was gekomen, dat één van hen een schoppende beweging maakte, dat zijn telefoon uit zijn handen werd geslagen en werd weggegooid.
De verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door het proces-verbaal van het uitkijken van camerabeelden. Hieruit blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 1] en de verdachte naar een omstander – die later bleek [slachtoffer] te zijn – liepen op het Muntplein in Amsterdam. [medeverdachte 1] gaf [slachtoffer] een duw en maakte een slaande beweging met een riem of ketting richting [slachtoffer] . [slachtoffer] liep naar achteren. [medeverdachte 1] liep weer naar hem toe en maakte een spugende beweging naar [slachtoffer] , die daarna zijn telefoon pakte. De verdachte en [medeverdachte 1] liepen wederom naar [slachtoffer] toe. [medeverdachte 1] maakte vervolgens een schoppende beweging in de richting van [slachtoffer] . Ook maakte [medeverdachte 1] met zijn rechterarm een zwaai naar achter en haalde hij uit in de richting van het gezicht van [slachtoffer] . [slachtoffer] doet daarop wederom een paar stappen achteruit. De verdachte liep vervolgens naar [slachtoffer] toe en sloeg zijn telefoon uit zijn hand die [medeverdachte 1] vervolgens oppakte en weggooide verder de straat in. Daarna liepen de verdachte, [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] verder.
Hoewel uit het vorenstaande volgt dat [medeverdachte 1] het merendeel van het geweld tegen [slachtoffer] pleegde, volgt hieruit ook dat door de verdachte eveneens geweld tegen het slachtoffer en zijn telefoon is gepleegd. De verdachte is immers samen met [medeverdachte 1] , terwijl deze diverse geweldshandelingen tegen het slachtoffer pleegde, blijven optrekken richting het steeds terugdeinzende slachtoffer en heeft uiteindelijk, nadat hij alleen naar het slachtoffer was gelopen, ook de telefoon van het slachtoffer uit zijn hand geslagen waarop [medeverdachte 1] deze oppakte en weggooide. Aldus staat voor het hof vast dat de verdachte niet enkel de groep getalsmatig heeft versterkt, maar dat ook hij door te handelen als hiervoor vermeld, opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd. De verklaring van de verdachte dat hij enkel de-escalerend heeft opgetreden of heeft willen optreden, vindt in de voorgaande feitelijke vaststelling haar weerlegging. Het hof bestempelt ook het gedrag van de verdachte als aanvallend van aard. Daarmee is het verweer verworpen en komt het hof tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
13-133295-20 onder 1 en 2, in de zaak met parketnummer 13-241826-22 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 13-088867-22 onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak met parketnummer 13-133295-20:1.
hij in de periode van 12 april 2020 tot en met 20 mei 2020 te Amsterdam opzettelijk heeft verstrekt handels- en/of gebruikershoeveelheden cocaïne;
2.
hij op 20 mei 2020 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 0,30 gram en 4,91 gram en 0,21 gram cocaïne;
zaak met parketnummer 13-241826-22 (gevoegd):1.
hij op 22 september 2022 te Amsterdam opzettelijk heeft verstrekt aan een onbekend gebleven persoon een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne;
2.
hij op 22 september 2022 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,86 gram van een materiaal bevattende cocaïne;
zaak met parketnummer 13-088867-22 (gevoegd):2.
hij op 10 april 2022 te Amsterdam openlijk, te weten op het Muntplein, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en een goed te weten [slachtoffer] en diens telefoon door:
  • herhaaldelijk, al dan niet in gezelschap van een mededader, op [slachtoffer] af te lopen en
  • [slachtoffer] een duw te geven,
  • met een riem of ketting een slaande beweging in de richting van [slachtoffer] te maken,
  • een spugende beweging in de richting van [slachtoffer] te maken,
  • een schoppende beweging in de richting van [slachtoffer] te maken
  • met een arm een zwaai naar achter te maken en uit te halen in de richting van het gezicht van [slachtoffer]
  • de telefoon van [slachtoffer] uit zijn handen te slaan en
  • de telefoon op te pakken en verder weg de straat in te gooien.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 13-133295-20 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 13-241826-22 onder 1 bewezenverklaarde levert op
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in de zaak met parketnummer 13-133295-20 onder 2 en in de zaak met parketnummer 13-241826-22 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
telkens: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in de zaak met parketnummer 13-088867-22 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
en
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte ter zake van alle ten laste gelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 98 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en tot een taakstraf voor de duur van 90 uren, met verbeurdverklaring van de in de zaken 13-133295–20 en 13-241826–22 in beslag genomen geldbedragen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van feit 1 van parketnummer 13-088867-22, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 98 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf voor de duur van 70 uren. Met betrekking tot het beslag heeft de advocaat-generaal zich aangesloten bij het oordeel van de politierechter hieromtrent.
De raadsman heeft het hof verzocht een lagere taakstraf op te leggen dan de advocaat-generaal heeft geëist.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. De verdachte liep, onder invloed van alcohol, samen met zijn mededader en een ander door Amsterdam. Het slachtoffer sprak hen aan, omdat een van hen in een lantaarnpaal klom en een van hen op een fietser af rende. De verdachte heeft zich vervolgens samen met de mededader schuldig gemaakt aan geweld tegen het slachtoffer en diens mobiele telefoon. Feiten als dit maken inbreuk op de lichamelijke integriteit van slachtoffers en dragen bij aan in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid, in het bijzonder bij hen die daarvan slachtoffer of getuige zijn.
Verder heeft de verdachte zich meerdere keren schuldig gemaakt aan het verstrekken van cocaïne aan anderen en heeft hij daarnaast cocaïne bij zich gehad. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen gevaarlijke stof. Het gebruik en de verspreiding van harddrugs vormen een bedreiging voor de volksgezondheid en leiden veelal – direct en indirect – tot diverse vormen van (andere) criminaliteit, onder andere doordat de gebruikers van deze drugs vermogensdelicten plegen om in hun verslaving te voorzien.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op het voortgangsverslag van de reclassering van 14 december 2022 en het reclasseringsrapport van 22 oktober 2020, waaruit blijkt dat het recidiverisico gemiddeld is en waarin wordt geadviseerd om geen reclasseringstoezicht op te leggen.
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 september 2023 blijkt dat de verdachte eerder voor gewelds- en Opiumwetdelicten onherroepelijk is veroordeeld. Het hof weegt dit bij de strafoplegging mee in zijn nadeel. In het voordeel van de verdachte geldt dat niet is gebleken van politie- en/of justitiecontacten sinds het plegen van de hier aan de orde zijnde feiten.
Het hof acht de door de politierechter opgelegde straffen in beginsel passend bij de door de verdachte gepleegde delicten maar ziet daarbij aanleiding om bij de straftoemeting naar beneden af te wijken nu de verdachte van één van de ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Het hof zal daarnaast de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen geldbedragen verbeurd verklaren, nu deze geldbedragen aan de verdachte toebehoorden en geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten 1 in de zaken met parketnummers 13-133295-20 en 13-241826-22 zijn verkregen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 57, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-088867-22 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-133295-20 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 13-241826-22 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 13-088867-22 onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-133295-20 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 13-241826-22 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 13-088867-22 onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
98 (achtennegentig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
90 (negentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 13-133295-20: 380,32 euro; ibgn 20-5-2020;
  • 13-133295-20: 800 euro; ibgn 20-5-2020:
  • 13-133295-20: 5 euro; ibgn 20-5-2020;
  • 13-133295-20: 2,45 euro; ibgn 20-5-2020;
  • 13-241826-22: 680 euro; ibg 22-09-2022.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 13-133295-20: 1 stuk gsm.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.L. Bruinsma, mr. R. van der Heijden en mr. R.A.E. van Noort, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Jansen en mr. M.C. de Rade, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 oktober 2023.