ECLI:NL:GHAMS:2023:230

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
23-001290-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs van schorsing rijbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in Den Haag. De verdachte, geboren in 2000, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor het rijden met een geschorst rijbewijs. De tenlastelegging betrof het rijden op 21 mei 2020 in 's-Gravenhage, terwijl de verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs geschorst was. De advocaat-generaal vorderde een voorwaardelijke gevangenisstraf, maar de verdediging stelde dat er geen bewijs was van de schorsing van het rijbewijs. Het hof heeft vastgesteld dat voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde moet worden aangetoond dat het rijbewijs daadwerkelijk geschorst was, dat het besluit tot schorsing aan de verdachte bekend was gemaakt en dat dit besluit ten tijde van de feiten van kracht was. Het hof concludeerde dat er geen schriftelijk besluit tot schorsing in het dossier aanwezig was en dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de schorsing. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001290-21
datum uitspraak: 1 februari 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 10 februari 2021 in de strafzaak onder parketnummer 96-180850-20 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2000,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 27 augustus 2021, 18 januari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, ertoe strekkend dat aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van een week met een proeftijd van twee jaren wordt opgelegd, en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 21 mei 2020 te 's-Gravenhage, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat de geldigheid van een op zijn naam gesteld rijbewijs ingevolge artikel 131, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994, voor een of meer categorieën van motorrijtuigen was geschorst, gedurende de tijd dat die schorsing van kracht was, op een weg, maanweg, een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie of categorieën, waarop de schorsing betrekking had, heeft bestuurd.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof met betrekking tot de bewijsvraag tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Standpunten van partijen

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Daartoe heeft hij erop gewezen dat de verdachte reeds op 7 mei 2020 heeft verklaard dat zijn rijbewijs ‘eerder geschorst geweest is’ en dat hij ‘een medisch onderzoek had gehad en was goedgekeurd door een arts’. De procedure leidende tot zo’n keuring wordt in gang gezet door het versturen van een brief (het hof begrijpt: strekkende tot schorsing van het rijbewijs). Voorts kan uit de verklaring van de verdachte worden afgeleid dat hij op 21 mei 2020 van de schorsing op de hoogte is geweest, aldus de advocaat-generaal.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken en daartoe aangevoerd dat zich in het dossier geen brief (het hof begrijpt: van het CBR, inhoudende een schorsing van het rijbewijs) bevindt, terwijl voorts vereist is dat deze brief aan de verdachte bekend is gemaakt. Daarnaast heeft zij naar voren gebracht dat de verdachte heeft getwijfeld over de vraag of zijn rijbewijs (nog) geschorst was, aangezien hij op 7 mei 2020 (ook) heeft verklaard “Volgens mij mag ik nu weer rijden”.

Oordeel van het hof

Voor de beantwoording van de bewijsvraag zijn de volgende bepalingen van belang.
- Artikel 9, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994):
“Het is degene die weet of redelijkerwijs moet weten dat de geldigheid van een op zijn naam gesteld rijbewijs ingevolge artikel 131, tweede lid, onderdeel a, voor een of meer categorieën van motorrijtuigen is geschorst, verboden gedurende de tijd dat de schorsing van kracht is, op de weg een motorrijtuig van de categorie of categorieën waarop de schorsing betrekking heeft, te besturen of als bestuurder te doen besturen.”
- Artikel 131 WVW 1994 (oud) luidt, voor zover van belang:
“1. Indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, besluit het CBR in de bij ministeriële regeling aangewezen gevallen respectievelijk tot:
a. oplegging van een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid,
b. oplegging van een alcoholslotprogramma, of
c. een onderzoek naar de rijvaardigheid of geschiktheid.
Het besluit wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de mededeling, genomen.
2. Bij het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt:
a. in de gevallen, bedoeld in artikel 130, derde lid, de geldigheid van het rijbewijs van betrokkene voor één of meer categorieën van motorrijtuigen geschorst tot de dag waarop het in artikel 134, vierde of zevende lid, bedoelde besluit van kracht wordt”.
- Artikel 134 WVW 1994 (oud) luidt, voor zover van belang:
“4. Indien het CBR besluit dat het rijbewijs van de houder ongeldig wordt verklaard, wordt daarbij bepaald op welk deel van de geldigheidsduur alsmede op welke categorie of categorieën van motorrijtuigen waarvoor het rijbewijs is afgegeven de ongeldigverklaring betrekking heeft. (…)
(…)
7. Indien het CBR van oordeel is dat op grond van de uitslag van het onderzoek betrokkene niet als niet rijvaardig of ongeschikt moet worden beoordeeld, legt het aan betrokkene overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels een bij ministeriële regeling vast te stellen maatregel op.”
- Artikel 3:40 Algemene wet bestuursrecht (Awb):
“Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.”
- Artikel 3:41 Awb:
“1. De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
2. Indien de bekendmaking van het besluit niet kan geschieden op de wijze als voorzien in het eerste lid, geschiedt zij op een andere geschikte wijze.”
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 9 juli 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1146) met betrekking tot – kort gezegd – het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs overwogen:
“2.4.2. Om tot een bewezenverklaring van een op art. 9, tweede lid, eerste volzin WVW 1994 toegesneden tenlastelegging te kunnen komen, zal uit de bewijsvoering allereerst moeten blijken dat het rijbewijs van de verdachte ongeldig is verklaard, het desbetreffende besluit is bekend gemaakt aan de verdachte en van kracht was doordat zeven dagen zijn verlopen na die bekendmaking (vgl. art. 3:40 en 3:41 Awb respectievelijk art. 124, derde lid, en 132, vierde lid, WVW 1994). Dat aan dit vereiste is voldaan, kan bijvoorbeeld blijken uit een mededeling van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: CBR) aan de houder van het rijbewijs, waarin het besluit is weergegeven, alsmede een aantekening waaruit blijkt dat, wanneer en op welke wijze verzending van die mededeling aan de houder van het rijbewijs heeft plaatsgevonden.”
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft bij uitspraak van 26 januari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:243) met betrekking tot de termijn voor de inwerkingtreding van een schorsingsbesluit als bedoeld in artikel 131, tweede lid, WVW 1994 overwogen:
“5.1 In de wegenverkeerswetgeving is geen specifieke termijn voor de inwerkingtreding van een besluit tot schorsing van de geldigheid van een rijbewijs opgenomen. Dan kan worden teruggevallen op de algemene regeling van de Awb. Artikel 3:40 van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 3:41 van de Awb, regelt dat een besluit niet in werking treedt voordat het bekend is gemaakt. Bekendmaking geschiedt door toezending of uitreiking van het besluit aan de belanghebbende. In het geval van schorsing van de geldigheid van een rijbewijs is toezending de gebruikelijke manier. Bij toezending geldt de terpostbezorging door het CBR als het moment van bekendmaking. Deze wijze van bekendmaking, volgens de Awb, sluit echter niet uit dat in een besluit wordt bepaald dat het gehele besluit of een bepaald onderdeel ervan pas enige tijd na bekendmaking in werking treedt. (…)
5.2. (…).
Onmiddellijke inwerkingtreding van een besluit tot schorsing van een rijbewijs dat is bekendgemaakt door toezending per post, kan naar het oordeel van de Afdeling tot onwenselijke situaties leiden. Wie zonder geldig rijbewijs rijdt, stelt zich namelijk bloot aan bestuursrechtelijke en strafrechtelijke sancties. Dat terwijl het bij bekendmaking op die wijze goed denkbaar is dat iemand zonder geldig rijbewijs rijdt terwijl hij of zij zich daarvan niet bewust is, temeer nu een rijbewijs door veel mensen vrijwel dagelijks wordt gebruikt. Het rijden zonder geldig rijbewijs is ingevolge artikel 9, vijfde lid, van de Wvw 1994 pas strafbaar wanneer de bestuurder weet of redelijkerwijs moet weten dat de geldigheid van zijn rijbewijs is geschorst. Maar ook wanneer een bestuurder die niet wist of redelijkerwijs moest weten dat hij of zij zonder geldig rijbewijs reed uiteindelijk niet wordt veroordeeld voor het overtreden van artikel 9, vijfde lid, van de Wvw 1994, kunnen de gevolgen van een aanhouding zonder geldig rijbewijs voor die bestuurder onevenredig belastend zijn. In die zin sluiten het algemene uitgangspunt uit de Awb over de inwerkingtreding en de uitvoeringspraktijk onder de Wvw 1994 niet naadloos op elkaar aan. Het geval van [wederpartij] is daarvan een voorbeeld. Hoewel hij uiteindelijk strafrechtelijk is vrijgesproken, is hij wel aangehouden, heeft hij na aanhouding korte tijd vastgezeten en is hij vervolgd voor het rijden zonder geldig rijbewijs. De rechtszekerheid en een zorgvuldige besluitvorming vereisen dat het CBR zich rekenschap geeft van deze discrepantie tussen het bestuursrecht en het strafrecht en dus zo nodig een "veiligheidsmarge" in acht neemt wanneer het schorsingsbesluit wordt bekendgemaakt door toezending ervan. Met andere woorden, het CBR moet in het kader van de rechtszekerheid een moment van inwerkingtreding bepalen, op grond waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat degene tot wie het besluit is gericht daarvan kennis heeft genomen of redelijkerwijs heeft kunnen nemen. Dat betekent dat een termijn moet worden bepaald die niet alleen past bij de mate van urgentie, maar ook bij de wijze van bekendmaking. Bij enkel toezending per post geldt dat bezorging - en de daaraan gekoppelde mogelijkheid van het besluit kennis te nemen - op zijn vroegst op enig moment van de volgende dag plaatsvindt, en veelal later.”
Het hof is – mede tegen de achtergrond van het arrest van de Hoge Raad van 9 juli 2019 – van oordeel dat om tot een bewezenverklaring van een op artikel 9, vijfde lid, WVW 1994 toegesneden tenlastelegging te kunnen komen, moet kunnen worden vastgesteld dat het rijbewijs van de verdachte is geschorst, dat het desbetreffende besluit is bekend gemaakt aan de verdachte én dat dat besluit ten tijde van het tenlastegelegde van kracht was.
In dit geval kan uit het dossier worden afgeleid dat de politie op 21 mei 2020 heeft geconstateerd dat de verdachte als bestuurder in een personenauto heeft gereden op de Maanweg te Den Haag. Verder kan daaruit worden opgemaakt dat op 21 mei 2020 het aan de verdachte afgegeven rijbewijs van categorie B vanaf 22 augustus 2019 als geschorst stond geregistreerd in het register van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW).
In het dossier bevindt zich echter geen schriftelijk besluit tot schorsing van het rijbewijs van de verdachte. Dat diens rijbewijs is geschorst, kan formeel dus niet worden vastgesteld. Daarnaast bevat het dossier geen aantekening of enig ander stuk waaruit kan blijken dat, wanneer en op welke wijze uitreiking of verzending van de mededeling van het besluit aan de verdachte heeft plaatsgevonden. Voor zover de bekendmaking van het besluit door toezending ervan heeft plaatsgehad, is voorts niet bekend of het CBR (in lijn met r.o. 5.2 van de uitspraak van de ABRvS) een moment van inwerkingtreding heeft bepaald. Onbekend gebleven is verder of en zo ja, wanneer het CBR een besluit als bedoeld in artikel 134, vierde of zevende lid, WVW 1994 (oud) heeft genomen. Om die redenen kan niet worden vastgesteld vanaf wanneer er een tot schorsing van het rijbewijs van de verdachte strekkend besluit van kracht was en of dat laatste (ook nog) op 21 mei 2020 het geval is geweest. De op 7 mei 2020 door de verdachte afgelegde verklaring geeft omtrent een en ander in ontoereikende mate uitsluitsel. De RDW-registratie volstaat in dit verband evenmin. Bij die stand van zaken kan hier geen bewezenverklaring volgen, zodat de verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de enkelvoudige strafkamer van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, waarin zitting had mr. J.J.I. de Jong, in tegenwoordigheid van A.C. Vermeijden, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 februari 2023.
=========================================================================
[…]