ECLI:NL:GHAMS:2023:2292
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoofdverblijfplaats van minderjarige bij de vader vastgesteld na echtscheiding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van een minderjarige na de echtscheiding van haar ouders. De moeder had in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 21 juni 2023 aangevochten, waarin was bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader zou zijn. De ouders, die in 2018 waren getrouwd, hadden gezamenlijk gezag over hun dochter, die in 2019 was geboren. Tijdens de procedure in eerste aanleg was er een mediationtraject gevolgd, maar de ouders konden geen overeenstemming bereiken over de hoofdverblijfplaats van hun dochter.
Het hof heeft vastgesteld dat de moeder op 27 juni 2023 in hoger beroep was gekomen en dat de vader op 21 augustus 2023 een verweerschrift had ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 augustus 2023 waren beide ouders aanwezig, maar de Raad voor de Kinderbescherming was niet verschenen. Het hof heeft de argumenten van beide ouders gehoord. De moeder betoogde dat het hoofdverblijf van de minderjarige ten onrechte bij de vader was bepaald, terwijl de vader stelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld.
Het hof heeft overwogen dat beide ouders in staat zijn om een goede verzorging en opvoeding te bieden, maar dat het belang van de minderjarige om in haar vertrouwde omgeving te blijven zwaarder weegt. De minderjarige is geworteld in [plaats B], waar zij naar school gaat en vriendjes heeft. Het hof heeft geconcludeerd dat de bestreden beschikking van de rechtbank moet worden bekrachtigd, en de verzoeken van de moeder om haar vervangende toestemming voor verhuizing en inschrijving op school in [plaats A] zijn afgewezen. Het hof heeft de ouders aangespoord om te blijven streven naar een co-ouderschapsregeling voor hun dochter.