ECLI:NL:GHAMS:2023:2281

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
6 oktober 2023
Zaaknummer
23-001559-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis inzake medeplegen van invoer cocaïne met aanvullingen op bewijsmiddelen en verweren

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 23 mei 2023. De verdachte, geboren in 1968 en thans gedetineerd, was aangeklaagd voor het medeplegen van de invoer van cocaïne, meermalen gepleegd. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, met aftrek van het voorarrest. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met enkele aanvullingen op de bewijsmiddelen en de verweren van de raadsman. Tijdens de zitting in hoger beroep op 3 augustus 2023 zijn de verweren van de verdediging besproken, waarbij de raadsman aanvoerde dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging met betrekking tot medeverdachte [medeverdachte02]. Het hof heeft de betrouwbaarheid van de verklaring van [medeverdachte02] echter onderschreven, en deze vond voldoende steun in andere bewijsmiddelen. Het hof heeft ook de verklaringen van de verdachte en de medeverdachten in overweging genomen, en geconcludeerd dat de verdachte organiserend en faciliterend heeft opgetreden bij de smokkel. De beslissing van het hof om het vonnis te bevestigen, houdt rekening met de aanvullingen op de bewijsmiddelen en de verweren die zijn gevoerd. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 17 augustus 2023.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001559-23
datum uitspraak: 17 augustus 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 23 mei 2023 in de strafzaak onder parketnummer 15-028962-23 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1968,
thans gedetineerd in [detentieadres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 augustus 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof:
  • paragraaf 2.1 (beroep op niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie) op pagina 3 van het vonnis, achter de zin eindigend met “…met [medeverdachte01] niet meer vervolgd zou worden.” aanvult met de zinsnede: “
  • de bewijsoverweging van de rechtbank, tweede alinea op pagina 5 van het vonnis, na de zin “In die periode is er meermaals telefonisch contact geweest tussen de verdachte en [medeverdachte01] ” aanvult met de zinsnede: “
  • de bewijsoverweging van de rechtbank, tweede alinea op pagina 5 van het vonnis aldus wijzigt dat daarin in de laatste zin het woord “enige” komt te vervallen;
  • nader zal ingaan op de door de verdediging gevoerde verweren zoals hieronder weergegeven;
  • de volgende zinnen uit de vierde alinea op pagina 5 van het vonnis schrapt: “
  • de inhoud van de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen op de hierna te noemen wijze aanvult met een aantal bewijsmiddelen.

Bespreking verweren raadsman

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte ten aanzien van de tenlastelegging voor zover die ziet op [medeverdachte02] moet worden vrijgesproken op de grond dat voldoende wettig en overtuigend bewijs ontbreekt.
Hij heeft daartoe (onder meer) aangevoerd dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte02] (hierna: [medeverdachte02] ) niet voor het bewijs kan worden gebezigd, nu zij onvoldoende betrouwbaar is. De verdachte heeft dit verweer van zijn raadsman in zijn laatste woord uitgebreid aangevuld met voorbeelden waaruit die onbetrouwbaarheid volgens hem zou moeten blijken.
Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden aangenomen dat de verdachte op 3 december 2022 [medeverdachte02] op Schiphol heeft opgewacht. Volgens de raadsman kan niet worden vastgesteld dat het de verdachte was wiens telefoon blijkens de zendmastgegevens van 23 november 2022 te 16:15:25 uur is aangestraald. De verdachte zat op dat moment namelijk in het vliegtuig dat op tijd was vertrokken. Als de conclusies uit deze zendmastgegevens al onjuist zijn, voert het te ver om aan de zendmastgegevens van 3 december 2023 bewijswaarde toe te kennen.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt als volgt.
Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [medeverdachte02] . De verklaring vindt in voldoende mate steun in de overige bewijsmiddelen. Het hof verwijst hiervoor naar hetgeen de rechtbank hierover heeft overwogen in paragraaf 3.3.2. (Bewijsmotivering). Net als de rechtbank acht het hof in het bijzonder redengevend dat [medeverdachte02] en [medeverdachte01] onafhankelijk van elkaar verklaren over de werkwijze van de verdachte om hen te bewegen om voor hem bolletjes te slikken en te vervoeren. De lijst van delen uit de verklaringen van [medeverdachte02] die volgens de verdachte moet aantonen dat hij onbetrouwbaar is, overtuigt het hof in dit verband niet. Het kan wel zijn dat er delen van de verklaringen van [medeverdachte02] niet kloppen, maar dit doet niet af aan de hoofdlijn van die verklaringen die erop neerkomt dat de verdachte organiserend en faciliterend heeft opgetreden bij de smokkel door [medeverdachte02] , net als bij [medeverdachte01] . Het hof merkt in dit verband nog op dat de tenlastelegging voor zover die ziet op [medeverdachte01] ook in hoger beroep in het geheel niet is bestreden door de verdediging, terwijl de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep wel heeft verklaard dat hij [medeverdachte01] van 20 jaar geleden kent uit een Franse drugszaak, waarvoor de verdachte onherroepelijk is veroordeeld.
Voorts is het hof van oordeel dat de stelling dat de verdachte in het vliegtuig zat ten tijde van de zendmastgegevens van 23 november 2022 – hetgeen overigens slechts met een screenshot van het boekingsoverzicht is onderbouwd – niet zonder meer kan leiden tot de conclusie dat de verdachte dan ook niet degene is geweest die [medeverdachte02] op 3 december 2023 op Schiphol zou ophalen.

Aanvulling van bewijsmiddelen

Het hof vult de inhoud van de volgende door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen als volgt aan.
-
Een proces-verbaal van bevindingen van 15 februari 2023 (pagina's 129 tot en met 132).
Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van
bevindingen en/of verrichtingen van verbalisant [verbalisant01] :
Op 3 december 2022 om 11:30 uur werd de verdachte [medeverdachte02] aangehouden op de luchthaven Schiphol voor de invoer van verdovende middelen.
-
Een proces-verbaal van bevindingen van 10 februari 2023 (pagina's 170 en 171).
Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen
en/of verrichtingen van verbalisant [verbalisant02] :
Op woensdag 1 februari 2023 te 12:45 uur werd de verdachte [medeverdachte01] aangehouden op de luchthaven Schiphol.
Tot slot voegt het hof het volgende bewijsmiddel toe.
-
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 3 augustus 2023.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Het klopt dat [medeverdachte01] en ik elkaar van 20 jaar geleden kennen uit de drugszaak in Frankrijk, waarvoor ik eerder onherroepelijk veroordeeld ben.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.J. van der Wilt, mr. W.F. Groos en mr. L.I.M. van Bergen, in tegenwoordigheid van mr. C.E. Dongelmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 augustus 2023.
Mr. L.I.M. van Bergen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.