ECLI:NL:GHAMS:2023:2269

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
23-003373-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van elektrische fietsen in vereniging met braak, meermalen gepleegd

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2003, was beschuldigd van diefstal in vereniging met braak, gepleegd op 7 september 2021 te Diemen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd op proceseconomische gronden en heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De tenlastelegging omvatte de diefstal van drie elektrische fietsen die toebehoorden aan verschillende slachtoffers. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten de fietsen heeft weggenomen door middel van braak. De verdediging voerde aan dat de herkenningen van de verdachte door verbalisanten onbetrouwbaar waren, maar het hof oordeelde dat de herkenningen voldoende waren onderbouwd. De verdachte werd schuldig bevonden aan de diefstal en de vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding van € 40,00 voor materiële schade. Het hof heeft de strafoplegging gemotiveerd door de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en heeft daarbij de oriëntatiepunten van het LOVS in acht genomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003373-22
datum uitspraak: 3 oktober 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 10 november 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-065375-22 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2003,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 september 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
zij op of omstreeks 7 september 2021 te Diemen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een elektrische fiets (merk Brinckers, type Baker F3) die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] toebehoorde en/of
- een elektrische fiets (merk Union, type E-fast) die geheel of ten dele aan [slachtoffer02] toebehoorde en/of
- een elektrische fiets (merk Stella, type Vicenza Superior Nero) die geheel of ten dele aan [slachtoffer03] toebehoorde,
in elk geval (telkens) enig goed dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiair[medeverdachte01] en/of een tot op heden onbekend gebleven mededader op of omstreeks 7 september 2021 te Diemen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een elektrische fiets (merk Brinckers, type Baker F3) die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] toebehoorde en/of
- een elektrische fiets (merk Union, type E-fast) die geheel of ten dele aan [slachtoffer02] toebehoorde en/of
- een elektrische fiets (merk Stella, type Vicenza Superior Nero) die geheel of ten dele aan [slachtoffer03] toebehoorde,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die [medeverdachte01] en/of een tot op heden onbekend gebleven mededader toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die [medeverdachte01] en/of een tot op heden onbekend gebleven mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 7 september 2021 te Diemen opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door met een van die elektrische fietsen de fietsenstalling te verlaten en/of (vervolgens) met een van die elektrische fietsen weg te fietsen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd vanwege proceseconomische redenen.

Bespreking van een bewijsverweer

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de
stillsin het dossier van onvoldoende kwaliteit zijn om herkenningen op te kunnen baseren. De herkenningen die blijkens de daarvan opgemaakte processen-verbaal zijn gedaan door de verbalisanten zijn daarom onbetrouwbaar en kunnen aan het bewijs niet bijdragen. Bovendien kán de verdachte niet degene zijn die op die
stillste zien is, omdat zij destijds elders aan het werk was en pas omstreeks 02.00 uur de nachtbus naar huis kon nemen. Daarnaast had het voor de hand gelegen als de politie zendmastgegevens bij het onderzoek had betrokken, nu die gegevens de verklaring van de verdachte hadden kunnen ondersteunen. De verdachte dient, nu overig bewijs ontbreekt, daarom te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof is van oordeel dat de
stillsin het dossier van voldoende kwaliteit zijn om herkenningen op te kunnen baseren. Naar aanleiding van het met het oog op de kennisneming daarvan in de politie-organisatie verspreiden van de
stills,hebben twee verbalisanten één van de personen die daarop is te zien herkend als zijnde de verdachte, en hebben zij uiteengezet hoe zij tot hun herkenningen zijn gekomen. Verbalisant [verbalisant01] herkende de verdachte aan haar gezicht en aan de vorm van haar ogen en hij heeft te kennen gegeven de verdachte ambtshalve te kennen. Ook verbalisant [verbalisant02] heeft de verdachte op de
stillsherkend aan haar donkere krullende haar, haar brede postuur en haar houding. Hij herkende haar ambtshalve doordat hij haar meerdere keren tijdens het werk op straat heeft gezien en gesproken en haar bovendien heeft verhoord als verdachte. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het opvragen van zendmastgegevens reeds daarom niet nodig was, daargelaten het antwoord op de vraag of in het algemeen van een gehoudenheid daartoe moet worden uitgegaan. Bovendien heeft de verdachte de kans gekregen om haar enkele stelling, te weten dat zij op het tijdstip waarop de diefstal is gepleegd nog in een bar aan het werk was, op enigerlei wijze te onderbouwen, bijvoorbeeld door het verstrekken van gegevens van een of meer personen die daarover hadden kunnen verklaren. De verdachte heeft daarvan afgezien. Bij die stand van zaken gaat het hof ervan uit dat het de verdachte is geweest die toen en daar de diefstal met braak van de drie elektrische fietsen in vereniging met haar medeverdachten heeft gepleegd. Ieder van hen is met een buitgemaakte fiets in de hand de garage uitgelopen. Op grond van de aangiften, het proces-verbaal van bevindingen met daarin die
stillsen de twee herkenningen in het dossier komt het primair tenlastegelegde voor bewezenverklaring in aanmerking.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primairzij op 7 september 2021 te Diemen tezamen en in vereniging met anderen,
- een elektrische fiets (merk Brinckers, type Baker F3) toebehorende aan [slachtoffer01] en
- een elektrische fiets (merk Union, type E-fast) toebehorende aan [slachtoffer02] en
- een elektrische fiets (merk Stella, type Vicenza Superior Nero) toebehorende aan [slachtoffer03] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en haar mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Hetgeen primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
De raadsvrouw heeft verzocht om de verdachte, indien het feit bewezen wordt verklaard, een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich met haar medeverdachten schuldig gemaakt aan diefstal door middel van braak in één van de garageblokken van Holland Park te Diemen door het wegnemen van drie elektrische fietsen. Het wegnemen van (elektrische) fietsen is niet alleen zeer ergerlijk, omdat het bij de benadeelden overlast en negatieve gevoelens veroorzaakt, maar ook omdat daarmee aanmerkelijke financiële schade is toegebracht.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 september 2023 is zij de afgelopen vijf jaren niet strafrechtelijk veroordeeld wegens vermogensdelicten.
Bij de strafoplegging heeft het hof acht geslagen op de oriëntatiepunten van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). Deze oriëntatiepunten stellen voor
first offendersvoor de enkele diefstal van één elektrische fiets een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uren. In het onderhavige geval gaat het echter om de diefstal van drie elektrische fietsen in vereniging en met braak. Het hof is dan ook van oordeel dat een geheel voorwaardelijke taakstraf geen recht doet aan de ernst van het feit en is met de advocaat-generaal van oordeel dat met de straf zoals is opgelegd door de politierechter kan worden volstaan.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer02]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedroeg destijds € 140,00 aan materiële schade, bestaande uit een bedrag van
€ 100,00 wegens een gemiste werkdag en een bedrag van € 40,00 aan reiskosten. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd, maar nu voor een bedrag van € 184,76. Zij heeft het door haar gevorderde bedrag aan reiskosten verhoogd, waardoor dit nu een bedrag van € 84,76 betreft.
De advocaat-generaal acht het gevorderde bedrag van € 100,00 wegens de gemiste werkdag niet toewijsbaar, nu dit geen (rechtstreekse) schade betreft. Er is geen sprake geweest van overwerk, nu de benadeelde partij de twee gemiste werkuren op een ander moment heeft ingehaald. Ten aanzien van het gevorderde bedrag van € 84,76 aan reiskosten meent de advocaat-generaal dat de vordering voldoende is onderbouwd, maar dat deze slechts moet worden toegewezen tot een bedrag van € 40,00, nu dit bedrag reeds in eerste aanleg is gevorderd en in hoger beroep niet kan worden verhoogd. Het toe te wijzen bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente en ook dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. De vordering is volgens de raadsvrouw onvoldoende onderbouwd en ook is de vordering in hoger beroep verhoogd, hetgeen wettelijk niet mogelijk is.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De benadeelde partij heeft voldoende met stukken onderbouwd dat zij daadwerkelijk voor een periode van dertien dagen met het openbaar vervoer naar haar werk heeft moeten reizen. Nu door de benadeelde partij in eerste aanleg een bedrag van € 40,00 is gevorderd is slechts dit bedrag voor toewijzing vatbaar. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Het overige deel van de gevorderde reiskosten van
€ 44,76 zal het hof afwijzen. Ten aanzien van het gevorderde bedrag ter hoogte van € 100,00 in verband met de gemiste werkdag is het hof niet gebleken dat de benadeelde partij (rechtstreekse) schade heeft geleden, nu blijkt dat zij de gemiste twee werkuren op een ander moment heeft ingehaald. De verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering op dit punt zal worden afgewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed. Ook wordt de vordering hoofdelijk toegewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer02]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer02] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 40,00 (veertig euro)ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s)
hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijkis, vermeerderd met de
wettelijke rentevanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer02] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 40,00 (veertig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 20 september 2021.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. R. Veldhuisen en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Damo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 oktober 2023.
Mr. R. Kuiper is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.