ECLI:NL:GHAMS:2023:2267

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
23-000128-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van een conducteur in de trein met een glazen fles en bijten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 12 januari 2023 was gewezen. De verdachte is beschuldigd van mishandeling van de hoofdconducteur in de trein op 8 oktober 2022 te Alkmaar. De tenlastelegging omvatte het slaan in het gezicht, bijten in de duim en het slaan met een glazen fles op het hoofd van de benadeelde partij. De verdediging voerde aan dat de verdachte zich slechts had verweerd tegen de agressieve benadeelde partij, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof oordeelde dat de verdachte de eerste agressieve handelingen had verricht en dat zijn gedrag niet als zelfverdediging kon worden gekwalificeerd. De mishandeling werd wettig en overtuigend bewezen geacht.

De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, maar het hof verhoogde deze straf naar twee maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd. De verdachte had de conducteur, die zijn werk deed, ernstig mishandeld, wat niet alleen pijn veroorzaakte, maar ook leidde tot een bloedende wond op het hoofd van het slachtoffer. Het hof benadrukte het gebrek aan respect voor personen in openbaar gezag en de impact van de mishandeling op de veiligheid van reizigers in het openbaar vervoer.

Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 985,00 toegewezen, bestaande uit immateriële en materiële schade. Het hof legde de verdachte de verplichting op om dit bedrag te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters aanwezig waren op de openbare terechtzitting.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000128-23
datum uitspraak: 19 september 2023
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) van 12 januari 2023 in de strafzaak onder parketnummer 15-257470-22 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1998,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 september 2023.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 8 oktober 2022 te Alkmaar [benadeelde01] heeft mishandeld door een of meermalen te slaan in het gezicht en/of te bijten in de duim en/of hand en/of met een glazen fles te slaan op het hoofd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bespreking van een bewijsverweer

De raadsman heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Daartoe is door hem aangevoerd dat het niet de verdachte is geweest die als agressor moet worden aangemerkt. Het was de aangever die agressief op de verdachte is komen aflopen en hem heeft geslagen en geduwd, welke gang van zaken door getuige [getuige01] is bevestigd. De raadsman heeft geconcludeerd dat de verdachte zich slechts heeft verweerd tegen de aangever.
Het hof gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Na een melding van overlast in de trein, is de aangever – hoofdconducteur in die trein – op 8 oktober 2022 naar de desbetreffende treincoupé gelopen. Bij aankomst heeft de aangever de verdachte aangesproken, hetgeen door getuige [getuige01] is verklaard. De aangever heeft ervaren dat de verdachte agressief was tegen een andere man en hij heeft geprobeerd de verdachte rustig te houden en de mannen uit elkaar te houden. De aangever heeft geprobeerd de verdachte op de bank te laten blijven zitten, maar de verdachte is opgestaan waarna hij de aangever op diens gezicht heeft geslagen. De aangever heeft erkend dat hij de verdachte vervolgens heeft teruggeslagen. Nadat de aangever de verdachte onder controle heeft gekregen, heeft de verdachte de aangever in zijn rechterduim gebeten, zoals ook is waargenomen door de getuige [getuige02] . De aangever heeft vervolgens geprobeerd van de verdachte los te komen, ook door de verdachte te slaan. De verdachte heeft vervolgens een lege fles gepakt en daarmee een slaande beweging over zijn schouder gemaakt, waarbij hij het hoofd van de aangever heeft geraakt.
Gelet hierop gaat het hof ervan uit dat het de verdachte is geweest die zich agressief en ongeremd heeft gedragen, en dat hij degene is geweest die als eerste is begonnen met slaan. De feitelijke grondslag van het verweer, voor zover inhoudend dat de verdachte zich geconfronteerd wist met agressief gedrag van de aangever, waartegen hij zich had te verdedigen is aldus weerlegd. De gedragingen van de verdachte kunnen bovendien, gemeten naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet worden aangemerkt als ‘verdediging’, maar – naar de kern bezien – als aanvallend.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman en acht de mishandeling wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 oktober 2022 te Alkmaar [benadeelde partij01] heeft mishandeld door te slaan in het gezicht en te bijten in de duim en met een glazen fles te slaan op het hoofd.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft verzocht de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft de dienstdoende conducteur in de trein mishandeld door hem een vuistslag op zijn gezicht te geven, in zijn duim te bijten en met een glazen fles op zijn hoofd te slaan. Als gevolg daarvan heeft het slachtoffer niet alleen pijn ondervonden maar bovendien een bloedende wond op zijn hoofd opgelopen. De verdachte heeft hiermee een volstrekt onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het is niet aan de verdachte te danken geweest dat het slachtoffer, dat geraakt is op zijn hoofd, een kwetsbare plek van het lichaam, geen zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Bovendien getuigt de mishandeling van het slachtoffer – die als conducteur gewoon zijn werk deed – van een gebrek aan respect voor personen die belast zijn met openbaar gezag en moet worden aangenomen dat hij sluimerende gevoelens van onveiligheid van reizigers in het openbaar vervoer heeft versterkt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 september 2023 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Bij de straflegging heeft het hof gelet op de straffen die plegen te worden opgelegd en waarvan de oplegging haar weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). Daarin wordt, in het geval van mishandeling met behulp van een slagwapen of door een kopstoot, lichamelijk letsel ten gevolge hebbend, een taakstraf voor de duur van 120 uren genoemd. Op grond van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder dat het onzeker is waar de verdachte zich op dit moment bevindt, acht het hof een taakstraf niet de aangewezen strafsoort. Daarbij komt, dat het belang van generale preventie meebrengt dat agressie in het openbaar vervoer streng wordt bestraft.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 985,00, bestaande uit een bedrag van € 385,00 aan immateriële schade (eigen risico) en een bedrag van € 600,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft kenbaar gemaakt dat de vordering wat hem betreft geheel kan worden toegewezen, met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Ten aanzien van het gevorderde bedrag van € 385,00 aan het eigen risico over het jaar 2022 is door de benadeelde partij een declaratieoverzicht aangeleverd, waaruit blijkt dat hij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt. De vordering is wat betreft deze schadepost dan ook voldoende onderbouwd.
Ook is het gevorderde bedrag van € 600,00 aan immateriële schade naar het oordeel van het hof voor toewijzing vatbaar. Blijkens het schadevergoedingsformulier in het dossier heeft de benadeelde partij een lange tijd slecht geslapen en heeft het incident nog een tijd lang door zijn hoofd gespookt. Doordat de benadeelde partij door de verdachte met een fles op zijn hoofd is geslagen is hij ook aan zijn hoofd gewond geraakt en heeft hij zes hechtingen in zijn hoofd gekregen. Het litteken van de wond op zijn hoofd zal altijd blijven bestaan. Door de beet van de verdachte in zijn duim heeft de benadeelde partij tevens een tetanusprik moeten halen.
De verdachte is dan ook tot vergoeding van voornoemde schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij01] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 985,00 (negenhonderdvijfentachtig euro) bestaande uit € 385,00 (driehonderdvijfentachtig euro) materiële schade en € 600,00 (zeshonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de
wettelijke rentevanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij01] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 985,00 (negenhonderdvijfentachtig euro) bestaande uit € 385,00 (driehonderdvijfentachtig euro) materiële schade en € 600,00 (zeshonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 19 (negentien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 8 oktober 2022.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Veldhuisen, mr. R. Kuiper en mr. A.M.P. Geelhoed, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Fritsche en mr. E.C. Damo, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 september 2023.
Mr. R. Kuiper is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.