ECLI:NL:GHAMS:2023:2239

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
4 oktober 2023
Zaaknummer
23-002320-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van telen van hennep en diefstal van elektriciteit, bewezen aanwezigheid van hennepplanten met oplegging van taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte werd aangetroffen in een woning waar drie kweekruimtes met hennepplanten aanwezig waren. De verdachte is vrijgesproken van het medeplegen van het telen van hennep, omdat er onvoldoende bewijs was dat zij handelingen had verricht die in verband konden worden gebracht met de hennepteelt. Ook het bewijs voor diefstal van elektriciteit en beschadiging van de woning was niet voldoende. Wel werd bewezen geacht dat de verdachte opzettelijk hennepplanten aanwezig had, wat leidde tot de oplegging van een deels voorwaardelijke taakstraf.

De zaak kwam ter terechtzitting in hoger beroep op 7 september 2023, waarbij het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsvrouw in overweging nam. De advocaat-generaal stelde dat de verdachte niet-ontvankelijk moest worden verklaard in het hoger beroep ten aanzien van een van de feiten, maar het hof oordeelde dat er wel degelijk een rechtens te respecteren belang was voor de behandeling van dit feit. Het hof oordeelde dat de verdachte ontvankelijk was in het hoger beroep.

De tenlastelegging omvatte onder andere het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. Het hof oordeelde dat de verdachte niet kon worden bewezen dat zij de hennepplanten had geteeld, maar dat zij wel opzettelijk aanwezig was in de woning waar de hennepplanten zich bevonden. De verdachte werd vrijgesproken van de andere tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was voor haar betrokkenheid. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002320-20
datum uitspraak: 21 september 2023
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 juni 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-013886-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1989,
inschrijfadres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
7 september 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep ten aanzien van feit 3

De advocaat-generaal heeft zich – zo begrijpt het hof – op het standpunt gesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep dient te worden verklaard ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde (verder: feit 3). Hij heeft namelijk aangevoerd dat de politierechter de dagvaarding ten aanzien van feit 3 nietig heeft verklaard en dat het feit daarom niet meer aan de orde is.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het onbeperkt ingestelde hoger beroep niet is gericht tegen de beslissing van de politierechter ten aanzien van feit 3.
Het hof overweegt als volgt. Hoewel de verdediging geen grieven heeft ingediend noch bezwaren heeft opgegeven tegen de beslissing omtrent feit 3 en ook de advocaat-generaal heeft aangegeven geen belang te zien in de behandeling van dit feit, acht het hof wel een rechtens te respecteren belang voor de behandeling van dit feit aanwezig. De politierechter is namelijk ten onrechte niet aan de inhoudelijke behandeling van dit feit toegekomen, aangezien naar het oordeel van het hof de tenlastelegging hiervan wel voldoende duidelijk en feitelijk is omschreven, zodat de gedeeltelijke nietigverklaring van de dagvaarding niet op zijn plaats is. De verdachte is daarom ook ontvankelijk in het hoger beroep ten aanzien van feit 3.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 22 oktober 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 145, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
zij op één of meer tijdstippen in/of omstreeks de periode van 17 juni 2019 tot en met 22 oktober 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 26803 kWh (elektriciteit), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan Liander N.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich die elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 juni 2019 tot en met 22 oktober 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een woning ([adres 2]), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring ten aanzien van feit 1 en tot andere beslissingen ten aanzien van de feiten 2 en 3 komt dan de politierechter.

Bewijsoverwegingen

Standpunten van de verdediging
Ten aanzien van feit 1:
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van feit 1 dient te worden vrijgesproken. Daartoe is – samengevat – aangevoerd dat de verdachte weliswaar in de woning aanwezig was, maar dat niet is gebleken dat zij handelingen heeft verricht die in verband kunnen worden gebracht met hennepteelt. De enkele wetenschap van aanwezigheid van hennepplanten is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde medeplegen te komen. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat, indien wel een bewezenverklaring volgt, alleen het aanwezig hebben van de planten kan worden bewezenverklaard.
Ten aanzien van feit 2:
De verdediging heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat de verdachte ook van feit 2 dient te worden vrijgesproken, nu de enkele wetenschap van hetgeen zich in een pand afspeelt niet volstaat voor het bewijs van het opzettelijk wegnemen van elektriciteit en niet blijkt dat de verdachte concrete gedragingen heeft uitgevoerd ten behoeve van de teelt van de hennep. Ook overigens is niet van een intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht aan de diefstal gebleken.
Overwegingen van het hof
Feiten en omstandigheden:
De wijkagent heeft via www.politie.nl een bericht gekregen van een onbekend gebleven persoon over de [adres 2] te Amsterdam. Daarin werd vermeld dat iemand bezig was met de stoppenkast, dat ‘een man en een vrouw’ naar de woning zijn gegaan en dat ‘de vrouw (…) in de woning lijkt te verblijven en de man regelmatig langs komt’. Op 22 oktober 2019 heeft de politie de betreffende woning betreden. De politieambtenaren roken bij het betreden van de woning direct een henneplucht en zij zagen meerdere assimilatielampen branden. In de woonkamer troffen de politieambtenaren de verdachte aan. In de woonkamer stond in de hoek een tent met daarin hennepplanten, zijnde een kweekruimte. Door de opening van de ritssluiting waren hennepplanten te zien. Op de gang zagen de politieambtenaren bekabeling en meerdere attributen. In twee slaapkamers hebben zij vervolgens nog twee kweekruimtes aangetroffen. In totaal werden er in de woning 145 hennepplanten aangetroffen. In de centrale trapruimte van het pand waarin de woning zich bevindt, bevond zich de meterkast. Een medewerker van Liander heeft de meterkast geopend en geconstateerd dat op een illegale wijze elektriciteit werd afgenomen ten behoeve van de woning aan de [adres 2].
Bewijsoverweging feit 1:
Overeenkomstig het standpunt van de verdediging is het hof van oordeel dat op basis van de voornoemde feiten en omstandigheden niet kan worden bewezen dat de verdachte, al dan niet in vereniging met (een) ander(en), de 145 aangetroffen hennepplanten heeft geteeld, bereid, bewerkt of verwerkt. De enkele aanwezigheid van de verdachte in de woonkamer van de woning is daarvoor onvoldoende, ook als die omstandigheid wordt bezien in het licht van het hiervoor beschreven (anonieme) en weinig specifieke bericht.
Het hof acht wel bewezen dat de verdachte de 145 hennepplanten opzettelijk aanwezig heeft gehad, nu één van de in werking zijnde kweekruimtes zich bevond in de woonkamer waar de verdachte is aangetroffen, in de gang van de woning de bekabeling voor de hennepplantage en diverse hulpmiddelen zichtbaar waren en er in de woning een henneplucht hing, zodat er voldoende bewijs is dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de hennepplanten en zij hierover – nu zij de enige aanwezige was in de woning – ook beschikkingsmacht had. Aangezien het een kleine woning betreft en de slaapkamers zich naast de woonkamer bevonden, is het hof van oordeel dat eveneens bewezen is dat de verdachte van de twee in de slaapkamers aanwezige kweekruimtes heeft geweten, zodat het hof wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte alle in de woning aangetroffen hennepplanten opzettelijk aanwezig heeft gehad. Voor het medeplegen van dit feit bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging feit 2:
Overeenkomstig het standpunt van de verdediging is het hof van oordeel dat niet bewezen kan worden dat de verdachte, al dan niet in vereniging met (een) ander(en), elektriciteit heeft weggenomen. Zoals hiervoor overwogen, ziet de betrokkenheid van de verdachte enkel op het opzettelijk aanwezig hebben van de hennepplanten en niet op de teelt, bereiding, bewerking en/of verwerking daarvan. Die beperkte betrokkenheid brengt op zichzelf nog niet mee dat zij zich daarmee ook schuldig heeft gemaakt aan het, al dan niet in vereniging, opzettelijk wegnemen van de elektriciteit. Uit het dossier is niet gebleken dat de verdachte zich feitelijke heerschappij over de elektriciteit heeft verschaft, noch van andere concrete gedragingen die blijk geven van betrokkenheid bij de teelt die meebrengen dat (het niet anders kan zijn dat) de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het wegnemen van de bij de hennepteelt gebruikte elektriciteit. Zij dient dan ook van dit feit te worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging feit 3:
Het hof acht ook feit 3 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. Uit de inhoud van het dossier volgt namelijk niet op welke wijze en in hoeverre de woning is beschadigd dan wel vernield door de aanwezigheid van de hennepplantage. Nog los daarvan kan het hof, mede gelet op hetgeen ten aanzien van feiten 1 en 2 is overwogen, niet vaststellen dat de verdachte een rol heeft gehad bij het opzetten en het onderhoud van de hennepplantage, zodat haar rol bij de beschadiging en/of vernieling van het huis evenmin kan worden vastgesteld.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
onder 1tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 22 oktober 2019 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2]) een hoeveelheid van in totaal 145 hennepplanten.
Hetgeen onder 1 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van
2 jaren.
De verdediging heeft verzocht om de verdachte in ieder geval geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en gesuggereerd dat de eis van de advocaat-generaal gevolgd zou kunnen worden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 145 hennepplanten. Gezien deze forse hoeveelheid planten en de professionele opzet van de kwekerij waren deze planten kennelijk bestemd voor de handel in hennep. Dergelijke handel gaat vaak gepaard met diverse vormen van criminaliteit. Door aanwezig te zijn in de woning waar de kwekerij zich bevond heeft de verdachte daaraan – hoe beperkt ook – een bijdrage geleverd. Gelet op het voorgaande acht het hof de oplegging van een taakstraf passend en geboden.
Het hof heeft rekening gehouden met het tijdsverloop in deze strafzaak. De verdachte heeft op
16 oktober 2020 hoger beroep ingesteld, terwijl onderhavig arrest ruim 2 jaar en 11 maanden daarna wordt gewezen. Gelet daarop is de redelijke termijn van berechting overschreden. Daaraan zal het hof, gelet op de aard en omvang van de op te leggen straf, evenwel geen gevolgen verbinden.
Om de verdachte ervan te weerhouden nogmaals een strafbaar feit te begaan, zal het hof de taakstraf in een deels voorwaardelijke vorm opleggen. Vanwege het geruime tijdsverloop sinds het plegen van onderhavig feit zal het hof de proeftijd verkorten tot 1 jaar.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf voor de duur van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk en met een proeftijd van 1 jaar, passend en geboden.

Beslagbeslissing

In de woning aan de [adres 2] zijn acht mobiele telefoons en een geluidsdrager, in het dictum nader omschreven, aangetroffen en in beslag genomen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de goederen dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende(n). De verdediging heeft zich bij dit standpunt aangesloten.
Overeenkomstig de standpunten van de advocaat-generaal en de verdediging en het oordeel van de politierechter is het hof van oordeel dat de in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende(n).

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. Telefoontoestel (5824956);
2. Telefoontoestel (5824932);
3. Telefoontoestel (5824934);
4. Telefoontoestel (5824935);
5. Geluidsdrager (5824938);
6. Telefoontoestel (5824942);
7. Telefoontoestel (5824944);
8. Telefoontoestel (5824946);
9. Telefoontoestel (5824952).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.A.C. Koster, mr. M.L.M. van der Voet en mr. R. van der Heijden, in tegenwoordigheid van mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
21 september 2023.
=========================================================================
[…]