ECLI:NL:GHAMS:2023:2236

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
4 oktober 2023
Zaaknummer
23-001016-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkt hoger beroep tegen veroordeling voor schending van de eerbaarheid en beschadiging van geparkeerde auto’s

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 31 maart 2022. De verdachte, geboren in 1978, had hoger beroep ingesteld tegen een veroordeling voor schending van de eerbaarheid op een openbare plaats en het beschadigen van twee geparkeerde auto’s. De schending van de eerbaarheid vond plaats op 30 oktober 2021, toen de verdachte zich in het zicht van minderjarigen ontblootte en aftrekkende bewegingen maakte onder de overkapping van het Stedelijk Museum in Amsterdam. Daarnaast had hij opzettelijk en wederrechtelijk twee auto’s beschadigd door daar tegenaan te schoppen. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de tenlasteleggingen en de verklaringen van getuigen. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte in zaak E subsidiair schuldig is aan schennis van de eerbaarheid en in zaak G aan het opzettelijk beschadigen van andermans eigendom. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 180 dagen opgelegd, waarvan 30 dagen voorwaardelijk. Het hof heeft de straf in hoger beroep gematigd tot 40 dagen gevangenisstraf, waarvan 10 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De verdachte is ook veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij voor de schade aan de auto.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001016-22
datum uitspraak: 21 september 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 31 maart 2022 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers
13-277052-21 (zaak A), 13-260745-21 (zaak B), 13-263864-21 (zaak C), 13-322633-21 (zaak D),
13-313440-21 (zaak E), 13-197109-21 (zaak F), 13-234938-21 (zaak G) en 13-259525-21 (zaak H) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1978,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
7 september 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis. Het hoger beroep is beperkt ingesteld tegen de beslissingen ten aanzien van het in zaak E en G tenlastegelegde.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is, voor zover in het hoger beroep aan de orde, tenlastegelegd dat:
in zaak E (parketnummer 13-313440-21):
primairhij op of omstreeks 30 oktober 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, meerdere personen, althans een persoon, van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, immers heeft verdachte
  • (meermaals) in het zicht en/of ten overstaan van [slachtoffer 1] geboren op [geboortedag 2] 2006, zichzelf afgetrokken en/of met zijn hand in zijn broek aftrekkende bewegingen te maken en/of
  • (meermaals) in het zicht en/of ten overstaan van [slachtoffer 2], geboren op [geboortedag 3] 2005, zichzelf afgetrokken en/of met zijn hand in zijn broek aftrekkende bewegingen te maken,
waarbij verdachte de aandacht van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] trok door dicht voor hen te gaan staan en/of hen (onophoudelijk) aan te kijken terwijl hij zich aftrok;
subsidiairhij op of omstreeks 30 oktober 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeerd bestemd, te weten onder de overkapping van het Stedelijke Museum aan het Museumplein te Amsterdam, door zijn ontblote geslachtdeel te tonen en/of te masturberen en/of met zijn hand in zijn broek aftrekkende bewegingen te maken;
in zaak G (parketnummer 13-234938-21):
hij op of omstreeks 31 augustus 2021 en/of 1 september 2021 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk
  • een personenauto, merk BMW met het kenteken [kenteken 1], in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) en/of
  • een personenauto, merk Volvo met het kenteken [kenteken 2], in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] en/of [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) en/of
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof ten aanzien van het feit in de zaak E tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverwegingen

Ten aanzien van zaak E primair
Overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal en het verweer van de verdediging is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte in zaak E primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van zaak E subsidiair
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte ook van het in zaak E subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, nu de verdachte enkel probeerde zijn broekriem dicht te maken en in de broeklussen te krijgen, zodat de bewegingen die hij daarmee maakte verkeerd geïnterpreteerd zijn door de aangevers en getuigen. Er zou daarom geen sprake zijn van schennis van de eerbaarheid.
Het hof overweegt dat de verklaring van de verdachte niet overeenkomt met hetgeen de aanwezige aangeefsters en getuigen hebben waargenomen. Zij hebben namelijk verklaard dat de verdachte zijn hand
inzijn broek had en aftrekkende bewegingen maakte. Het hof heeft geen reden om aan deze verklaringen, die elkaar op essentiële punten ondersteunen, te twijfelen en zal het verweer dan ook verwerpen.
Ten aanzien van zaak G
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het in zaak G tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. De verdachte heeft verklaard dat hij enkel tegen de bumpers van auto’s heeft geschopt, maar niet tegen de zijkanten. De verklaringen en bevindingen in het dossier leveren volgens de raadsman onvoldoende wettig en overtuigend bewijs op om tot een bewezenverklaring te komen.
Het hof overweegt dat het gevoerde verweer zijn weerlegging vindt in de bewijsmiddelen, die na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest. Het hof zal het verweer dan ook verwerpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak E subsidiair en het in zaak G tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
in zaak E:
subsidiairhij op 30 oktober 2021 te Amsterdam de eerbaarheid heeft geschonden op een plaats voor het openbaar verkeer bestemd, te weten onder de overkapping van het Stedelijke Museum aan het Museumplein, door met zijn hand in zijn broek aftrekkende bewegingen te maken;
in zaak G:
hij op 1 september 2021 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk
  • een personenauto, merk BMW met het kenteken [kenteken 1], die aan [slachtoffer 3] toebehoorde en
  • een personenauto, merk Volvo met het kenteken [kenteken 2], die aan [slachtoffer 5] toebehoorde
heeft beschadigd.
Hetgeen in de zaak E subsidiair en in de zaak G meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak E subsidiair en het in
zaak G bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak E subsidiair bewezenverklaarde levert op:
schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd.
Het in zaak G bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaak E subsidiair en het in zaak G bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in de zaken B, C onder 1 en 2, D onder 2, E subsidiair, F en G bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij is een aantal bijzondere voorwaarden gesteld, die dadelijk uitvoerbaar zijn verklaard.
Artikel 423 van het Wetboek van Strafvordering (Sv)
Nu het hoger beroep is gericht tegen het in zaak E en zaak G tenlastegelegde zal het hof overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid van artikel 423 Sv de straf bepalen ten aanzien van de in zaak B, C onder 1 en 2, D onder 2 en F bewezenverklaarde misdrijven. Gelet op de aard en de ernst van deze feiten bepaalt het hof deze straf op een gevangenisstraf voor de duur van 80 dagen, waarvan 20 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, waarbij de in de dictum te noemen bijzondere voorwaarden worden gesteld. Het hof ziet geen redenen om de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden te gelasten, reeds omdat het vonnis ten aanzien van de zaken B, C onder 1 en 2, D onder 2 en F door tijdsverloop inmiddels onherroepelijk is.
Straf in de zaken E en GDe advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak E subsidiair en het in zaak G tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, waarvan
30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Hij heeft gevorderd dat daarbij de bijzondere voorwaarden worden gesteld die in het reclasseringsadvies van 22 augustus 2023 worden genoemd en gevorderd dat daarvan de dadelijke uitvoerbaarheid wordt bevolen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft de eerbaarheid geschonden door in de avond onder een afdak naast het Stedelijk Museum voor een groep minderjarigen met zijn hand in zijn broek aftrekkende bewegingen te maken. Door zich op een dergelijke, zeer kwalijke manier tegenover minderjarigen te gedragen, heeft de verdachte een inbreuk gemaakt op hun gevoelens van eer en veiligheid. Het was voor de minderjarigen een vervelende en onsmakelijke ervaring.
Voorts heeft de verdachte twee auto’s beschadigd, waardoor hij een inbreuk heeft gemaakt op het eigendomsrecht van de eigenaren. Dergelijk handelen levert niet alleen economische schade op, maar ook gedoe en overlast, zeker nu het in de nacht heeft plaatsgevonden.
Dergelijk kwalijk gedrag kan naar het oordeel van het hof niet anders worden afgedaan dan met een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof houdt bij de bepaling van de op te leggen straf voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte verblijft in het kader van een zorgmachtiging in een klinische behandelsetting, heeft een dagbesteding, werkt in een kringloopwinkel en zal naar verwachting op korte termijn in een instelling voor begeleid wonen terechtkomen. Het lijkt erop dat de verdachte is ingebed in hulpverlening en hij een goede weg is ingeslagen. Het hof zal om die reden de straf enigszins matigen.
Het hof heeft tot slot nog gelet op het reclasseringsadvies van 22 augustus 2023. Daarin adviseert de reclassering om bijzondere voorwaarden te stellen, waaronder begeleiding door de reclassering en voortgezette behandeling door Forensisch Ambulante Zorg van Inforsa of een soortgelijke instelling. Gelet op dit advies acht het hof het noodzakelijk dat de verdachte onder toezicht zal blijven van de reclassering, de behandeling die hij is gestart zal afmaken en zal gaan verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang. Gelet hierop zal het hof de in het dictum te noemen bijzondere voorwaarden stellen. Daarbij merkt het hof op dat het door de reclassering geadviseerde en door de advocaat-generaal gevorderde contact- en locatieverbod niet als bijzondere voorwaarden zullen worden gesteld, nu deze voorwaarden niet zien op de zaken E en G en er bovendien geen aanwijzingen zijn dat de verdachte zich nog ophoudt in de omgeving van zijn voormalige adres en/of contact zoekt met zijn voormalige buren. Verder ziet het hof, anders dan de advocaat-generaal, gelet op de wettelijke vereisten, geen mogelijkheden om deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 40 dagen, waarvan 10 dagen voorwaardelijk en met een proeftijd van 1 jaar, met de na te noemen bijzondere voorwaarden, passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in eerste aanleg namens [slachtoffer 5] in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 777,62. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen.
De raadsman heeft bepleit dat de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien deze een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak G bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Wettig en overtuigend is namelijk bewezen dat de verdachte tegen de auto (die op naam staat van de vriendin van de benadeelde partij) heeft geschopt en uit de offerte van het schadeherstelbedrijf kan genoegzaam worden vastgesteld dat dit de schade betreft die is toegebracht door de verdachte. Een nader onderzoek naar de schade is dan ook niet nodig zodat het verzoek om de verdachte in de vordering niet ontvankelijk te verklaren wordt afgewezen. De verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 239 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor het in zaak 13-260745-21 (zaak B), het in zaak
13-263864-21 (zaak C) onder 1 en 2, het in zaak 13-322633-21 (zaak D) onder 2 en het in zaak
13-197109-21 (zaak F) bewezenverklaarde op:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
80 (tachtig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
20 (twintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de veroordeelde gedurende die proeftijd ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Inforsa, [adres 2]. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • zich laat opnemen in een Forensisch Psychiatrische Kliniek of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in
artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-313440-21 (zaak E)
primairtenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
13-313440-21 (zaak E)
subsidiairen het in de zaak met parketnummer 13-234938-21 (zaak G) tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-313440-21 (zaak E)
subsidiairen het in de zaak met parketnummer 13-234938-21 (zaak G) bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
40 (veertig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de veroordeelde gedurende die proeftijd ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich op afspraken met de reclassering meldt, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
  • zich laat opnemen in FPK Fivoor of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt één jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • zich laat behandelen door FAZ, Forensisch Ambulante Zorg van Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • verblijft in [instelling] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-234938-21 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 777,62 (zevenhonderdzevenenzeventig euro en tweeënzestig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de veroordeelde in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde], ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-234938-21 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 777,62 (zevenhonderdzevenenzeventig euro en tweeënzestig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 15 (vijftien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de veroordeelde aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 1 september 2021.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. R. van der Heijden en mr. D.A.C. Koster, in tegenwoordigheid van mr. L.C. de Groot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
21 september 2023.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]