ECLI:NL:GHAMS:2023:2215

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
23-001496-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en terugwijzing naar de rechtbank in strafzaak tegen voormalig bestuurder van failliete rechtspersoon

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 16 juli 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1971 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was als voormalig bestuurder van [bedrijf] B.V. aangeklaagd voor het niet voldoen aan wettelijke verplichtingen tijdens het faillissement van de rechtspersoon. Het hof heeft vastgesteld dat de dagvaarding in eerste aanleg niet op de juiste wijze aan de verdachte was betekend, waardoor de politierechter niet op goede gronden verstek heeft kunnen verlenen. De verdachte had in zijn politieverhoor een ander adres opgegeven, maar de akte van uitreiking was niet correct ingevuld. Dit leidde tot de conclusie dat het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg nietig was, conform artikel 36n van het Wetboek van Strafvordering. De verdediging heeft om terugwijzing naar de rechtbank verzocht, wat het hof heeft toegewezen. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Amsterdam voor verdere behandeling.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001496-22
datum uitspraak: 12 september 2023
TEGENSPRAAK(gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 16 juli 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-729044-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
feitelijk opgegeven adres door de raadsvrouw ter terechtzitting: [adres 1],
feitelijk opgegeven adres door de verdachte in zijn politieverhoor: [adres 2].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 september 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks de periode van 20 november 2017 tot en met 25 juli 2019 te Amsterdam en/of Panningen en/of elders in Nederland, als (voormalig) bestuurder van [bedrijf] B.V., welke rechtspersoon op 13 februari 2018 door de rechtbank Amsterdam in staat van faillissement is verklaard, - tijdens en/of voor het faillissement van [bedrijf] B.V., terwijl dit is gevolgd, opzettelijk niet heeft voldaan aan en/of heeft bewerkstelligd dat niet werd voldaan aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie en het bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, ten gevolge waarvan de afhandeling werd bemoeilijk. art. 344a lid 2 onder 2o Wetboek van Strafrecht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven op de gronden als hierna vermeld.
Het hof overweegt daartoe het volgende.
De verdachte is op 16 juli 2021 bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden door de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De vraag die in onderhavige zaak voorligt, is of de politierechter op goede gronden verstek heeft kunnen verlenen.
Uit de akte van uitreiking volgt dat op 8 mei 2021 getracht is om de dagvaarding voor de terechtzitting van de politierechter aan de verdachte uit te reiken op zijn laatst bekende adres, te weten [adres 3]. Dat is niet gelukt omdat volgens mededeling van degene die zich op dat adres bevond, de verdachte niet op dat adres woonde of woonachtig was. De akte is vervolgens op 19 mei 2021 aan het Openbaar Ministerie uitgereikt omdat van de verdachte geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend was en naar voornoemd adres in [adres 3] is een afschrift verzonden. Bij deze akte van uitreiking is geen Informatiestaat SKDB-persoon gevoegd. Bij de stukken bevindt zich wel een Informatiestaat SKDB-persoon van 19 mei 2021 waaruit volgt dat de verdachte sinds 5 oktober 2018 is “vertrokken onbekend waarheen” en dat het laatst opgegeven woon- of verblijfplaats was: [adres 3]. Gelet hierop stelt het hof vast dat de dagvaarding in eerste aanleg in zoverre op juiste wijze is betekend.
De verdachte heeft in zijn politieverhoor op 25 juli 2019 aangegeven dat zijn feitelijke woonadres [adres 2], is en dat alle correspondentie naar dit adres gestuurd moet worden. Het dossier bevat weliswaar nog een akte van uitreiking waarop voornoemd door de verdachte opgegeven adres in Duitsland staat, maar nu de voorkant van deze akte geheel niet is ingevuld, kan niet worden vastgesteld of op de juiste wijze is geprobeerd de akte aan de verdachte uit te reiken. Evenmin kan dit worden afgeleid uit de achterzijde van deze uitreiking. Immers hieruit volgt enkel dat de akte op 19 mei 2021 aan het Openbaar Ministerie is uitgereikt omdat van de verdachte geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend was. Niet volgt uit de akte dat een afschrift naar het op de voorzijde opgenomen adres in [adres 2], Duitsland, is verzonden. De politierechter had aldus niet aan de behandeling van de zaak mogen toekomen omdat één van de personen die een kernrol vervult bij het onderzoek ter terechtzitting aldaar niet is verschenen, terwijl hij niet op de bij de wet voorgeschreven wijze op de hoogte is gebracht van de dag van de terechtzitting en zich evenmin een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat die dag hem tevoren bekend was. Dit verzuim leidt ingevolge artikel 36n Sv tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak.
De verdediging heeft uitdrukkelijk om terugwijzing naar de rechtbank verzocht. Het hof zal het vonnis waarvan beroep daarom, als gevorderd door de advocaat-generaal, vernietigen en de zaak terugwijzen naar de rechtbank Amsterdam.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigthet vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.A. Hartsuiker, mr. N.R.A. Meerbeek en mr. H. Sytema, in tegenwoordigheid van mr. I. Peetoom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 september 2023.
mrs. F.A. Hartsuiker en H. Sytema zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.