In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 januari 2020. De verdachte, geboren in 1987 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met een aanvulling op de strafmotivering. Tijdens de zitting in hoger beroep op 12 september 2023 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die dezelfde straf als door de rechtbank had gevorderd, maar ook een contactverbod wilde opleggen. Het hof heeft echter geen reden gezien om de opgelegde straf te wijzigen en heeft vastgesteld dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Het hof heeft besloten om geen rechtgevolg te verbinden aan deze overschrijding, aangezien de opgelegde straf geheel voorwaardelijk is. Het hof heeft ook geen vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, omdat er geen bewijs was dat de verdachte na het vonnis van de rechtbank contact had gezocht met het slachtoffer. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.