ECLI:NL:GHAMS:2023:2210

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
23-001558-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van afdreiging met bedreiging en smaad, meermalen gepleegd, met verdiscontering van de redelijke termijn in de strafmaat

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1999 en thans gedetineerd, was beschuldigd van medeplegen van afdreiging, gepleegd in de periode van 31 oktober tot en met 2 november 2018. De tenlastelegging omvatte het dwingen van een persoon, aangeduid als [slachtoffer], tot de afgifte van geldbedragen door middel van bedreiging met openbaarmaking van naaktfoto's en andere intieme informatie. De verdachte en zijn medeverdachte zouden de aangever hebben benaderd via een datingsite, waarna zij hem dreigden met het openbaar maken van zijn foto's als hij geen geld zou overmaken. De aangever heeft uiteindelijk in totaal € 3.000,- overgemaakt.

Tijdens de zittingen in hoger beroep op 15 maart en 13 september 2023 heeft de raadsman van de verdachte gepleit voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de afdreiging. Het hof heeft echter de verklaringen van een getuige, [getuige], als geloofwaardig beoordeeld. Deze getuige had verklaard dat de verdachte en zijn medeverdachte zich bezighielden met afpersing via sekssites en dat zij de aangever onder druk hadden gezet om geld over te maken. Het hof oordeelde dat er sprake was van een nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, wat leidde tot de bewezenverklaring van het medeplegen van afdreiging.

De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot 15 maanden gevangenisstraf, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft het hof de straf verlaagd tot 8 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Het hof heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de opgelegde gevangenisstraf is met aftrek van voorarrest bepaald. De beslissing is genomen op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001558-21
datum uitspraak: 27 september 2023
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 9 juli 2019 in de strafzaak onder parketnummer 10-680459-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 maart 2023 en 13 september 2023, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 oktober 2018 tot en met 02 november 2018 te Delft en/of Zoetermeer en/of Dordrecht, althans ergens in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim
een persoon genaamd [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (telkens) heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedragen (totaalbedrag: 3.000 euro), geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n),
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn medeverdachte(n) meermalen, althans eenmaal naar die [slachtoffer] gebeld en/of whatsapp-berichten aan/naar die [slachtoffer] verzonden, waarbij mondeling en/of in deze whatsapp-berichten aan die [slachtoffer] werd gedreigd -zakelijk weergegeven-
* dat hij, [slachtoffer], geld moest betalen/overmaken, anders zouden een of meer naaktfoto's van die [slachtoffer] en/of (seksueel getinte) whatsapp-berichten afkomstig van die [slachtoffer], aan/naar de familie en/of collega's en/of vrienden van die [slachtoffer] worden verzonden, althans openbaar worden gemaakt en/of
* dat hij/zij, verdachte en/of zijn mededader(s), het leven van die [slachtoffer] kapot zou(den) maken, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
subsidiair, voor zover het voorstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
(een) onbekend gebleven perso(o)n(en) of een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 oktober 2018 tot en met 2 november 2018 te Delft en/of Zoetermeer en/of Dordrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim
een persoon genaamd [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (telkens) heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedragen (totaalbedrag: 3.000 euro), geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of zijn medeverdachte(n),
immers heeft/hebben die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of zijn medeverdachte(n) meermalen, althans eenmaal naar die [slachtoffer] gebeld en/of whatsapp-berichten aan /naar die [slachtoffer] verzonden, waarbij mondeling en/of in deze whatsapp-berichten aan die [slachtoffer] werd gedreigd -zakelijk weergegeven-
*dat hij, [slachtoffer], geld moest betalen/overmaken, anders zouden een of meer naaktfoto's van die [slachtoffer] en/of (seksueel getinte) whatsapp-berichten afkomstig van die [slachtoffer] aan/naar de familie en/of collega's en/of vrienden van die [slachtoffer] worden verzonden, althans openbaar worden gemaakt, en/of
*dat hij/zij, verdachte en/of zijn mededader(s), het leven van die [slachtoffer] kapot zou(den) maken, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 31 oktober en/of 1 november 2018 te Delft, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest door met een pinpas geld te pinnen uit een pinautomaat.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om proceseconomische redenen worden vernietigd.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft zich overeenkomstig zijn pleitnotities op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte betrokken was bij de ten laste gelegde afdreiging. De verklaringen van de getuige [getuige] bij de politie zijn wisselend en onbetrouwbaar. Niet kan worden vastgesteld dat de getuige specifiek over de aangever in de onderhavige zaak heeft verklaard. Bovendien heeft zij later bij de rechter-commissaris verklaard dat haar eerdere verklaringen onwaar en onjuist waren en dat de verdachte zich nimmer schuldig heeft gemaakt aan afdreiging. Dit heeft de getuige ter zitting in hoger beroep herhaald. De verdachte heeft enkel een drietal pintransacties verricht. Die handelingen vonden plaats op het moment dat de afdreiging al was voltooid en zijn van onvoldoende gewicht om van medeplegen van afdreiging te kunnen spreken. Medeplichtigheid kan evenmin worden bewezen omdat de verdachte geen opzet had op de afdreiging.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt daartoe als volgt.
Aangever [slachtoffer] kwam via een datingsite in contact met een vrouw. Desgevraagd stuurde hij haar via WhatsApp seksueel getinte foto’s van zichzelf. Drie dagen later, op 31 oktober 2018, werd de aangever gebeld. Hij kreeg iemand aan de lijn van wie de stem vervormd was door iets als een zakdoek. Vervolgens ontving hij een WhatsApp-bericht. Er werd gedreigd dat de foto’s en WhatsApp-berichten van de aangever bekend zouden worden gemaakt aan zijn familie, dierbaren en collega’s. Om dit te voorkomen moest de aangever geld overmaken. Hij heeft naar aanleiding van meerdere via WhatsApp verstuurde ‘betaalverzoeken’ in totaal € 3.000,00 overgemaakt naar een bankrekening op naam van [naam]. Hij heeft op 31 oktober 2018 om 20:42 uur en 21:32 uur een bedrag van € 750,- overgemaakt. Diezelfde avond om 21:51 uur heeft hij een bedrag van € 900,- overgemaakt en op 1 november 2018 om 16:24 uur een bedrag van € 600,-.
Telkens kort na de overboekingen zijn van deze rekening contante geldbedragen opgenomen. Op 31 oktober 2018 is om 20:53 uur is € 750,- opgenomen, en om 22:00 uur en 22:01 uur respectievelijk € 1.500,- en € 150,-. Op 1 november 2018 is om 16:50 uur een bedrag van € 1.050,- opgenomen. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard op 31 oktober en 1 november geld te hebben gepind.
Getuige [getuige] heeft op 25 december 2018 met de politie gesproken. Van dit gesprek is een proces-verbaal opgemaakt. Op 4 januari 2019 is [getuige] door de politie als getuige gehoord. Zij heeft verklaard dat de verdachte en de medeverdachte zich veel bezig houden met het afpersen van mensen via sekssites. Zij doen zich dan voor als een vrouw en vragen om naaktfoto’s. Als een persoon een foto heeft gestuurd, zoeken zij via sociale media informatie over deze persoon. Als zij informatie hebben gevonden, benaderen zij deze persoon en wordt deze afgeperst. Ze zeggen dan dat de foto naar de vrouw, vriendin of werkgever van die persoon zal worden gestuurd. Om dit te voorkomen moet die persoon geld overmaken naar een rekening. De getuige heeft gehoord en gezien dat de verdachte en de medeverdachte grote bedragen pinden. Als de slachtoffers geld hadden gestort, haalden de verdachte en de medeverdachte het geld direct van de betreffende rekening af. Op 31 oktober 2018 was de getuige samen met de verdachte en de medeverdachte. De medeverdachte belde een man met de telefoon van de verdachte. Deze man dwong hij met bedreigende woorden om geld over te maken op een rekening. Hij deed dat met een verdraaide stem. Toen zij die avond terug in Delft waren, hebben de verdachte en de medeverdachte gepind, aldus de getuige.
Het hof is van oordeel dat hetgeen de getuige [getuige] heeft verklaard bij de politie geloofwaardig is. Zij is als getuige gehoord kort nadat zij met de politie had gesproken en kort na de datum waarop het ten laste zou hebben plaatsgevonden. Haar verklaring is consistent en gedetailleerd en vindt steun in ander bewijsmateriaal. De latere verklaringen van de getuige bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting in hoger beroep – inhoudende dat haar verklaring over het afpersen was verzonnen mede op basis van informatie uit een ander strafdossier – acht het hof niet geloofwaardig. Mede omdat deze latere verklaringen geruime tijd na hetgeen zij eerder bij de politie heeft verklaard zijn afgelegd, hecht het hof meer waarde aan de verklaringen zoals deze zijn afgelegd bij de politie. Het hof bezigt die verklaringen van de getuige dan ook voor het bewijs.
Op grond van de verklaringen van de getuige [getuige] oordeelt het hof dat de verdachte en de medeverdachte degenen zijn geweest die de aangever [slachtoffer] hebben gedwongen geld over te maken. Dat de getuige een ander tijdstip op 31 oktober 2018 noemt waarop de verdachte via de telefoon iemand afperste dan de door de aangever genoemde tijdstippen, doet daar niet aan af. Op grond van de verklaringen van de getuige [getuige] is naar het oordeel van het hof eveneens komen vast te staan dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof het primair ten laste gelegde medeplegen van afdreiging van aangever [slachtoffer] bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de periode van 31 oktober 2018 tot en met 2 november 2018 te Delft en Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met openbaring van een geheim een persoon genaamd [slachtoffer] telkens heeft gedwongen tot de afgifte van geldbedragen (totaalbedrag: 3.000 euro), toebehorende aan die [slachtoffer]
immers hebben verdachte en zijn medeverdachte meermalen naar die [slachtoffer] gebeld en whatsapp-berichten aan die [slachtoffer] verzonden, waarbij mondeling en in deze whatsapp-berichten aan die [slachtoffer] werd gedreigd -zakelijk weergegeven-
* dat hij, [slachtoffer], geld moest betalen/overmaken, anders zouden een of meer naaktfoto's van die [slachtoffer] en/of (seksueel getinte) whatsapp-berichten afkomstig van die [slachtoffer], aan/naar de familie en/of collega's en/of vrienden van die [slachtoffer] worden verzonden en
* dat het leven van die [slachtoffer] kapot zou worden gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van afdreiging, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft, in het geval van een bewezenverklaring, verzocht een straf op te leggen gelijk aan de reeds door de verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd, zonder bijzondere voorwaarden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft met de medeverdachte zich schuldig gemaakt aan afdreiging. Via een website kwamen zij met het slachtoffer in contact en vroegen hem naaktfoto’s te sturen. Vervolgens dreigden zij deze foto’s en WhatsApp-berichten naar de familie, dierbaren en collega’s van het slachtoffer te sturen als hij geen geld zou overmaken. Met zijn handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Hij heeft enkel oog gehad voor zijn eigen financiële gewin en is voorbijgegaan aan de gevoelens van angst die hij met zijn handelen bij het slachtoffer teweeg heeft gebracht.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 augustus 2023 is hij eerder strafrechtelijk veroordeeld voor soortgelijke feiten. Het hof constateert dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, omdat aan de verdachte na de pleegdatum van het onderhavige feit straffen zijn opgelegd.
Het hof ziet in hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, noch in de reclasseringsadviezen van 24 maart 2019 en 24 juni 2019, aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, in beginsel een gevangenisstraf van 10 maanden passend en geboden. Het hof heeft echter rekening te houden met de omstandigheid dat in hoger beroep de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Het hoger beroep is namens de verdachte op 19 juli 2019 ingesteld, terwijl het hof eerst thans arrest wijst. Dit betekent dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden met ruim 2 jaar en 2 maanden. Het hof zal deze overschrijding van de redelijke termijn verdisconteren in de strafmaat in die zin dat voornoemde gevangenisstraf met 2 maanden zal worden gematigd.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 63 en 318 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.A.E. van Noort, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. I.A. de Bruijne en mr. D.A.C. Chaigneau, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 september 2023.
=========================================================================
[…]