In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van medeplegen van afdreiging, gepleegd in de periode van 31 oktober 2018 tot en met 2 november 2018. De tenlastelegging omvatte het dwingen van een persoon, aangeduid als [slachtoffer], tot de afgifte van geldbedragen door middel van bedreiging met openbaarmaking van naaktfoto's en andere intieme informatie. De verdachte heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij vrijgesproken moet worden wegens gebrek aan bewijs. Het hof heeft de verklaringen van de getuige [getuige] als geloofwaardig beoordeeld, ondanks dat deze getuige later haar verklaringen heeft herzien. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte de aangever hebben gedwongen tot het overmaken van in totaal € 3.000,-. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarbij rekening is gehouden met een overschrijding van de redelijke termijn in het hoger beroep. Het hof heeft ook vastgesteld dat er sprake was van een vormverzuim, maar heeft dit niet als reden voor strafvermindering geacht. De straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 63 en 318 van het Wetboek van Strafrecht.