ECLI:NL:GHAMS:2023:2209

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
23-001557-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van afdreiging met bedreiging en smaad, meermalen gepleegd, met constatering van vormverzuim en overschrijding van de redelijke termijn in strafmaat

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van medeplegen van afdreiging, gepleegd in de periode van 31 oktober 2018 tot en met 2 november 2018. De tenlastelegging omvatte het dwingen van een persoon, aangeduid als [slachtoffer], tot de afgifte van geldbedragen door middel van bedreiging met openbaarmaking van naaktfoto's en andere intieme informatie. De verdachte heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij vrijgesproken moet worden wegens gebrek aan bewijs. Het hof heeft de verklaringen van de getuige [getuige] als geloofwaardig beoordeeld, ondanks dat deze getuige later haar verklaringen heeft herzien. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte de aangever hebben gedwongen tot het overmaken van in totaal € 3.000,-. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarbij rekening is gehouden met een overschrijding van de redelijke termijn in het hoger beroep. Het hof heeft ook vastgesteld dat er sprake was van een vormverzuim, maar heeft dit niet als reden voor strafvermindering geacht. De straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 63 en 318 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001557-21
datum uitspraak: 27 september 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 9 juli 2019 in de strafzaak onder parketnummer 10-680427-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 maart 2023 en 13 september 2023, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 oktober 2018 tot en met 02 november 2018 te Delft en/of Zoetermeer en/of Dordrecht, althans elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim
een persoon genaamd [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (telkens) heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedragen (totaalbedrag: 3.000 euro), geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n),
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn medeverdachte(n) meermalen, althans eenmaal naar die [slachtoffer] gebeld en/of whatsapp-berichten aan/naar die [slachtoffer] verzonden, waarbij mondeling en/of in deze whatsapp-berichten aan die [slachtoffer] werd gedreigd -zakelijk weergegeven-
* dat hij, [slachtoffer], geld moest betalen/overmaken, anders zouden een of meer naaktfoto's van die [slachtoffer] en/of (seksueel getinte) whatsapp-berichten afkomstig van die [slachtoffer], aan/naar de familie en/of collega's en/of vrienden van die [slachtoffer] worden verzonden, althans openbaar worden gemaakt en/of
* dat hij/zij, verdachte en/of zijn mededader(s), het leven van die [slachtoffer] kapot zou(den) maken, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
(een) onbekend gebleven perso(o)n(en) op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 oktober 2018 tot en met 02 november 2018 te Delft en/of Zoetermeer en/of Dordrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim
een persoon genaamd [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (telkens) heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedragen (totaalbedrag: 3.000 euro), geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of zijn medeverdachte(n),
immers heeft/hebben die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of zijn medeverdachte(n) meermalen, althans eenmaal naar die [slachtoffer] gebeld en/of whatsapp-berichten aan/naar die [slachtoffer] verzonden, waarbij mondeling en/of in deze whatsapp-berichten aan die [slachtoffer] werd gedreigd -zakelijk weergegeven-
*dat hij, [slachtoffer], geld moest betalen/overmaken, anders zouden een of meer naaktfoto's van die [slachtoffer] en/of (seksueel getinte) whatsapp-berichten afkomstig van die [slachtoffer] aan/naar de familie en/of collega's en/of vrienden van die [slachtoffer] worden verzonden, althans openbaar worden gemaakt, en/of
*dat hij/zij, verdachte en/of zijn mededader(s), het leven van [slachtoffer] kapot zou(den) maken, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 31 oktober en/of 1 november 2018 te Delft, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest door met een pinpas geld te pinnen uit een pinautomaat.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om proceseconomische redenen worden vernietigd.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft zich overeenkomstig haar pleitaantekeningen op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte betrokken was bij de ten laste gelegde afdreiging. De verklaringen van de getuige [getuige] bij de politie zijn onbetrouwbaar, nu de getuige wisselend heeft verklaard en bij de rechter-commissaris en ter zitting in hoger beroep is teruggekomen op deze verklaringen. Daarnaast vinden de verklaringen van deze getuige op verschillende punten onvoldoende steun in het dossier en kan niet worden vastgesteld dat zij specifiek over de afdreiging van de aangever in de onderhavige zaak heeft verklaard. De verdachte heeft slechts eenmaal geld gepind. Die handeling vond plaats op het moment dat de afdreiging al was voltooid en is van onvoldoende gewicht om van medeplegen van afdreiging te kunnen spreken. Medeplichtigheid kan evenmin worden bewezen omdat het pinnen niet duidt op voorafgaande of gelijktijdige betrokkenheid bij de afdreiging. Voorts kan niet worden bewezen dat de verdachte opzet had op de afdreiging
Het hof verwerpt de verweren en overweegt daartoe als volgt.
Aangever [slachtoffer] kwam via een datingsite in contact met een vrouw. Desgevraagd stuurde hij haar via WhatsApp seksueel getinte foto’s van zichzelf. Drie dagen later, op 31 oktober 2018, werd de aangever gebeld. Hij kreeg iemand aan de lijn van wie de stem vervormd was door iets als een zakdoek. Vervolgens ontving hij een WhatsApp-bericht. Er werd gedreigd dat de foto’s en WhatsApp-berichten van de aangever bekend zouden worden gemaakt aan zijn familie, dierbaren en collega’s. Om dit te voorkomen moest de aangever geld overmaken. Hij heeft naar aanleiding van meerdere via WhatsApp verstuurde ‘betaalverzoeken’ in totaal € 3.000,00 overgemaakt naar een bankrekening op naam van [naam]. Hij heeft op 31 oktober 2018 om 20:42 uur en 21:32 uur een bedrag van € 750,- overgemaakt. Diezelfde avond om 21:51 uur heeft hij een bedrag van € 900,- overgemaakt en op 1 november 2018 om 16:24 uur een bedrag van € 600,-.
Telkens kort na de overboekingen zijn van deze rekening contante geldbedragen opgenomen. Op 31 oktober 2018 is om 20:53 uur is € 750,- opgenomen, en om 22:00 uur en 22:01 uur respectievelijk € 1.500,- en € 150,-. Op 1 november 2018 is om 16:50 uur een bedrag van € 1.050,- opgenomen. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij op 31 oktober 2018 eenmaal een geldbedrag van € 750,- heeft gepind van de rekening van [naam].
Getuige [getuige] heeft op 25 december 2018 met de politie gesproken. Van dit gesprek is een proces-verbaal opgemaakt. Op 4 januari 2019 is [getuige] door de politie als getuige gehoord. Zij heeft verklaard dat de verdachte en de medeverdachte zich veel bezig houden met het afpersen van mensen via sekssites. Zij doen zich dan voor als een vrouw en vragen om naaktfoto’s. Als een persoon een foto heeft gestuurd, zoeken zij via sociale media informatie over deze persoon. Als zij informatie hebben gevonden, benaderen zij deze persoon en wordt deze afgeperst. Ze zeggen dan dat de foto naar de vrouw, vriendin of werkgever van die persoon zal worden gestuurd. Om dit te voorkomen moet die persoon geld overmaken naar een rekening. De getuige heeft gehoord en gezien dat de verdachte en de medeverdachte grote bedragen pinden. Als de slachtoffers geld hadden gestort, haalden de verdachte en de medeverdachte het geld direct van de betreffende rekening af. Op 31 oktober 2018 was de getuige samen met de verdachte en de medeverdachte. De verdachte belde een man met de telefoon van de medeverdachte. Deze man dwong hij met bedreigende woorden om geld over te maken op een rekening. Hij deed dat met een verdraaide stem. Toen zij die avond terug in Delft waren, hebben de verdachte en de medeverdachte gepind, aldus de getuige.
Het hof is van oordeel dat hetgeen de getuige [getuige] heeft verklaard bij de politie geloofwaardig is. Zij is als getuige gehoord kort nadat zij met de politie had gesproken en kort na de datum waarop het ten laste zou hebben plaatsgevonden. Haar verklaring is consistent en gedetailleerd en vindt steun in ander bewijsmateriaal. De latere verklaringen van de getuige bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting in hoger beroep – inhoudende dat haar verklaring over het afpersen was verzonnen mede op basis van informatie uit een ander strafdossier – acht het hof niet geloofwaardig. Mede omdat deze latere verklaringen geruime tijd na hetgeen zij eerder bij de politie heeft verklaard zijn afgelegd, hecht het hof meer waarde aan de verklaringen zoals deze zijn afgelegd bij de politie. Het hof bezigt die verklaringen van de getuige dan ook voor het bewijs.
Op grond van de verklaringen van de getuige [getuige] oordeelt het hof dat de verdachte en de medeverdachte degenen zijn geweest die de aangever [slachtoffer] hebben gedwongen geld over te maken. Dat de getuige een ander tijdstip op 31 oktober 2018 noemt waarop de verdachte via de telefoon iemand afperste dan de door de aangever genoemde tijdstippen, doet daar niet aan af. Op grond van de verklaringen van de getuige [getuige] is naar het oordeel van het hof eveneens komen vast te staan dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof het primair ten laste gelegde medeplegen van afdreiging van aangever [slachtoffer] bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de periode van 31 oktober 2018 tot en met 2 november 2018 te Delft en Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met openbaring van een geheim een persoon genaamd [slachtoffer] telkens heeft gedwongen tot de afgifte van geldbedragen (totaalbedrag: 3.000 euro), toebehorende aan die [slachtoffer]
immers hebben verdachte en zijn medeverdachte meermalen naar die [slachtoffer] gebeld en whatsapp-berichten aan die [slachtoffer] verzonden, waarbij mondeling en in deze whatsapp-berichten aan die [slachtoffer] werd gedreigd -zakelijk weergegeven-
* dat hij, [slachtoffer], geld moest betalen/overmaken, anders zouden een of meer naaktfoto's van die [slachtoffer] en/of (seksueel getinte) whatsapp-berichten afkomstig van die [slachtoffer], aan/naar de familie en/of collega's en/of vrienden van die [slachtoffer] worden verzonden en
* dat het leven van die [slachtoffer] kapot zou worden gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van afdreiging, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft, in het geval van een bewezenverklaring, verzocht de op te leggen straf te matigen en geen bijzondere voorwaarden op te leggen. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. In de eerste plaats is sprake van een vormverzuim, hetgeen tot strafvermindering dient te leiden. De historische verkeersgegevens van de telefoon van de verdachte zijn over een periode van circa viereneenhalve maand verkregen met een bevel van de officier van justitie. Op grond van het Prokuratuur-arrest dienden deze gegevens met een rechterlijke machtiging te worden opgevraagd. Het recht van de verdachte op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer is daarmee geschonden. In de tweede plaats is de redelijke termijn in aanzienlijke mate overschreden, hetgeen eveneens tot strafvermindering dient te leiden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft met de medeverdachte zich schuldig gemaakt aan afdreiging. Via een website kwamen zij met het slachtoffer in contact en vroegen hem naaktfoto’s te sturen. Vervolgens dreigden zij deze foto’s en WhatsApp-berichten naar de familie, dierbaren en collega’s van het slachtoffer te sturen als hij geen geld zou overmaken. Met zijn handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Hij heeft enkel oog gehad voor zijn eigen financiële gewin en is voorbijgegaan aan de gevoelens van angst die hij met zijn handelen bij het slachtoffer teweeg heeft gebracht.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 augustus 2023 is hij eerder strafrechtelijk veroordeeld voor een soortgelijk feit. Het hof constateert dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, omdat aan de verdachte na de pleegdatum van het onderhavige feit door de rechtbank Amsterdam op 12 november 2018 onherroepelijk straffen zijn opgelegd.
Het hof ziet in hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, noch in het reclasseringsadvies van 25 april 2019, aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Met de raadsvrouw is het hof van oordeel dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv, nu de historische verkeersgegevens van de verdachte zijn verkregen zonder voorafgaande machtiging van de rechter-commissaris, hetgeen blijkens het Prokuratuur-arrest niet in overeenstemming is met het Unierecht. Door de onrechtmatige verkrijging is een inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte in de zin van artikel 8 EVRM. Het hof acht strafvermindering echter niet op zijn plaats. Het hof gaat ervan uit dat indien een machtiging aan de rechter-commissaris zou zijn gevraagd, deze zonder meer zou zijn verleend. Verder is niet gebleken en niet door de verdediging onderbouwd welk concreet nadeel de verdachte door dit vormverzuim heeft ondervonden. Het hof volstaat dan ook met de enkele constatering van het verzuim.
Het hof acht, alles afwegende, in beginsel een gevangenisstraf van 10 maanden passend en geboden. Het hof heeft echter rekening te houden met de omstandigheid dat in hoger beroep de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Het hoger beroep is namens de verdachte op 17 juli 2019 ingesteld, terwijl het hof eerst thans arrest wijst. Dit betekent dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden met ruim 2 jaar en 2 maanden. Het hof zal deze overschrijding van de redelijke termijn verdisconteren in de strafmaat in die zin dat voornoemde gevangenisstraf met 2 maanden zal worden gematigd.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 63 en 318 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaarde en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.A.E. van Noort, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr I.A. de Bruijne en mr. D.A.C. Chaigneau, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 september 2023.
=========================================================================
[…]