ECLI:NL:GHAMS:2023:2204

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
200.322.891/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een onafhankelijke mentor voor een moeder met gevorderde dementie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 augustus 2023 de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij een onafhankelijke mentor voor de moeder, betrokkene, is benoemd. Betrokkene, geboren in 1948, lijdt aan gevorderde dementie en is opgenomen in een woonzorgcentrum. In een levenstestament heeft zij een algehele volmacht gegeven aan haar partner en haar zoon, [eiser sub 2], maar het hof oordeelt dat er gegronde redenen zijn om een professionele mentor te benoemen. De appellanten, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], hebben in hoger beroep verzocht om samen met de zus van betrokkene als mentor te worden benoemd, maar het hof heeft vastgesteld dat er een verstoorde verhouding is tussen hen en de partner van betrokkene, wat de benoeming van een onafhankelijke mentor noodzakelijk maakt. Het hof heeft geconcludeerd dat de belangen van betrokkene het beste gediend zijn met de benoeming van [X] B.V. als mentor, gezien de noodzaak voor objectieve en onpartijdige zorg. De beslissing van de kantonrechter is bekrachtigd, en de kostenveroordeling van appellanten is afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.322.891/01
zaaknummers rechtbank: 9778719 MB VERZ 22-272 JM en
10099906 BM VERZ 22-2667 JM
beschikking van de meervoudige kamer van 29 augustus 2023 inzake

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [plaats A] ,
hierna te noemen: [eiser sub 1] ,
en

2. [eiser sub 2] ,

volgens de Basis Registratie Personen (BRP) genaamd [naam] ,
wonende te [plaats B] ,
hierna te noemen: [eiser sub 2] ,
appellanten in hoger beroep,
hierna te noemen: appellanten,
advocaat: mr. M.J. Meijer te Haarlem.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
- [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene);
- [de partner ] (hierna te noemen: de partner van betrokkene), bijgestaan door mr. R.P.A. Meghoe;
- [de zus] (hierna te noemen: de zus van betrokkene);
- [X] B.V. (hierna te noemen: [X] , of: de bewindvoerder en mentor).

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de kantonrechter), van 28 september 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Appellanten zijn op 28 december 2022 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van voornoemde beschikking van 28 september 2022.
2.2
De partner van betrokkene heeft op 17 mei 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof is voorts ingekomen:
- een bericht van appellanten van 7 juli 2023 met bijlagen.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 20 juli 2023 plaatsgevonden. Daarbij zijn verschenen:
- appellanten, bijgestaan door hun advocaat;
- de partner van betrokkene, bijgestaan door mr. J.F.M. Kappé, waarnemend voor en kantoorgenoot van mr. R.P.A. Meghoe;
- de zus van betrokkene;
- [Y] (bewindvoerder) en [Z] (mentor) namens [X] .
Betrokkene is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

3.De feiten

3.1
Betrokkene is geboren [in] 1948. Zij is de moeder van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] , de partner van [de partner ] en de zus van [de zus] .
3.2
Betrokkene is opgenomen in woonzorgcentrum De [woonzorgcentrum] te [plaats A] , omdat sprake is van gevorderde dementie.
3.3
Op 14 juni 2019 heeft betrokkene een levenstestament opgemaakt. Daarbij is, voor zover thans van belang, een algehele volmacht gegeven ten aanzien van nader in het levenstestament omschreven zaken aan de partner van betrokkene en aan [eiser sub 2] en is bepaald dat zij slechts gezamenlijk bevoegd zijn om op te treden. In hoofdstuk 4 van het levenstestament is bepaald dat de volmacht erop is gericht dat geen bewind en/of mentorschap behoeft te worden ingesteld, maar mocht dit toch gebeuren dan verklaart betrokkene dat de partner en/of [eiser sub 2] bewindvoerder en mentor moet(en) worden.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking van 28 september 2022 heeft de kantonrechter de goederen die betrokkene toebehoren of zullen toebehoren onder bewind gesteld als gevolg van haar lichamelijke of geestelijke toestand en ten behoeve van betrokkene een mentorschap ingesteld, met benoeming van [X] B.V. als bewindvoerder, tevens mentor.
Deze beslissing is gegeven op verzoek van appellanten om ten behoeve van betrokkene een mentorschap in te stellen met benoeming van appellanten en de zus van betrokkene of één van hen, dan wel subsidiair [X] B.V. als mentor. Daarnaast hebben zij verzocht een onafhankelijke bewindvoerder te benoemen.
De partner van betrokkene heeft op zijn beurt verzocht zijn zwager [zwager] tot mentor te benoemen.
4.2
Appellanten verzoeken, met gedeeltelijke vernietiging van de bestreden beschikking en opnieuw rechtdoende, alsnog appellanten tezamen met de zus van betrokkene of één van hen als mentor te benoemen. Zij hebben geen bezwaar tegen de benoeming van [X] als bewindvoerder.
4.3
De partner van betrokkene verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van appelanten in de kosten van het hoger beroep.

5.De motivering van de beslissing

Ontvankelijkheid
5.1
Het hof heeft op 28 december 2022, de laatste dag van de beroepstermijn, een e-mail van appellanten ontvangen. Artikel 281 lid 1 in verbinding met artikel 362 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat, wanneer het beroepschrift ten onrechte niet door een advocaat is ingediend, het hof de appellanten de gelegenheid geeft om binnen een door hem te bepalen termijn dit verzuim te herstellen. Herstel is slechts mogelijk door een exemplaar van de oorspronkelijk ingediende e-mail alsnog door een advocaat te laten ondertekenen en in te dienen (vgl. Hoge Raad 16 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:219).
Het hof heeft appellanten bij brief van 23 februari 2023 hiertoe in de gelegenheid gesteld en aldus dit verzuim uiterlijk 9 maart 2023 te herstellen. Mr. M.J. Meijer heeft vervolgens binnen de gestelde termijn, op 28 februari 2023, de e-mail van appellanten ondertekend, waarmee dit verzuim is hersteld. Het hof merkt deze e-mail van appellanten van 28 december 2022 dan ook aan als beroepschrift. Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat de appellanten ontvankelijk zijn in het door hen ingestelde hoger beroep.
Het beroepschrift dat na deze termijn op 23 maart 2023 door mr. Meijer is ingediend, is naar het oordeel van het hof te laat ingediend. Appellanten stellen weliswaar dat dit beroepschrift niet buiten de termijn is binnen gekomen, omdat zij het gerechtvaardigde vertrouwen mochten hebben dat wanneer zij een advocaat hadden gevonden op korte termijn, er ook inhoudelijk op de zaak kon worden ingegaan. Appellanten hebben dit standpunt verder echter niet nader geconcretiseerd en het hof zal hieraan dan ook voorbij gaan. Het hof zal de grieven in dit beroepschrift daarom niet in zijn beoordeling betrekken. Het hof houdt alleen rekening met de grieven die uit de e-mail van appellanten van 28 december 2022 kunnen worden gedestilleerd, welke grieven ook nader zijn toegelicht tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep. Wel zullen de aan het beroepschrift van mr. Meijer gehechte stukken worden meegenomen.
Horen betrokkene
5.2
Betrokkene lijdt aan gevorderde dementie. Appellanten zijn van mening dat betrokkene in aanwezigheid van een vertrouwd persoon - bij voorkeur één van hen - in staat is duidelijk te maken wat zij wil.
De partner van betrokkene acht het niet zinvol en evenmin in haar belang dat betrokkene gehoord wordt door het hof. Hij maakt uitdrukkelijk bezwaar tegen de aanwezigheid van één van partijen als betrokkene zou worden gehoord..
Het hof heeft op basis van de processtukken vastgesteld dat betrokkene niet, althans onvoldoende in staat is haar mening kenbaar te maken. Zij kan de situatie niet overzien en heeft geen ziekte inzicht, zo blijkt uit de mail van de specialist ouderengeneeskunde van 9 juni 2022 die is verzonden in het kader van de behandeling van de zaak in eerste aanleg. Gelet op het toestandsbeeld van betrokkene heeft het hof er daarom van afgezien om betrokkene als belanghebbende in deze procedure te horen. Bovendien heeft zij haar mening in haar levenstestament reeds uitdrukkelijk kenbaar gemaakt.
Wettelijk kader
5.3
Op grond van artikel 1:450 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter ten behoeve van een meerderjarige een mentorschap instellen indien de meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen.
Het mentorschap kan op grond van het derde lid van voornoemd artikel eveneens worden ingesteld, indien te verwachten is dat een meerderjarige binnen afzienbare tijd in de in het eerste lid bedoelde toestand zal verkeren.
Ingevolge artikel 1:452 lid 1 BW benoemt de rechter bij het instellen van het mentorschap of zo spoedig mogelijk daarna een mentor. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel over de geschiktheid van de te benoemen persoon. Op grond van artikel 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
Persoon van de mentor
5.4
Tussen partijen is niet in geschil dat betrokkene zelf niet meer in staat is haar niet-vermogensrechtelijke belangen te behartigen en dat instelling van een mentorschap in haar belang noodzakelijk is. In hoger beroep is uitsluitend de persoon van de te benoemen mentor aan de orde.
5.5
Appellanten willen graag samen met de zus van betrokkene als mentor worden benoemd, dan wel dat één van hen als mentor wordt benoemd. Hoewel zij erkennen dat sprake is van een verstoorde onderlinge verhouding met de partner van betrokkene, zijn zij van mening dat zij goed in staat zullen zijn om als mentor ook het contact met de partner van betrokkene te onderhouden. Een professionele mentor vinden zij te ver van betrokkene afstaan, te onpersoonlijk en onvoldoende bereikbaar waardoor zorgbeslissingen stagneren. Zo duurt het lang voordat bijvoorbeeld de medicatie wordt aangepast, omdat alles via [X] loopt en [X] alleen beschikbaar is binnen kantooruren. [eiser sub 1] heeft via de arts calciumtabletten geregeld voor betrokkene nadat zij was gevallen, terwijl er vanuit [X] op dat moment geen aandacht aan werd besteed. Appellanten willen daarom graag zelf de zorg voor betrokkene op zich nemen, omdat zij betrokkene het beste kennen. De zus van betrokkene heeft de laatste jaren voor haar moeder gezorgd en appellanten willen nu samen met de zus van betrokkene graag voor betrokkene zorgen. Zij zijn in staat om snel actie te ondernemen bij acute zorgbeslissingen. Bovendien worden door [X] kosten in rekening gebracht die op deze manier kunnen worden bespaard. Daarnaast geeft betrokkene zelf aan dat zij geen externen wil die voor haar zorgen.
5.6
De partner van betrokkene is van mening dat een onpartijdige mentor is geboden en in het belang van betrokkene is, gelet op de verstoorde verhoudingen tussen hem en appellanten.
Hij vreest dat appellanten als zij mentor zijn betrokkene willen overplaatsen naar een andere zorginstelling buiten [plaats A] , omdat zij daartoe al eerder een poging hebben gedaan. De deskundigen geven aan dat betrokkene baat heeft bij zoveel mogelijk rust. Alleen al het risico dat het tot grote onrust zou kunnen leiden of dat betrokkene haar levenspartner niet meer kan zien wanneer appellanten als mentor worden benoemd, moet worden uitgesloten. De partner van betrokkene verzoekt daarom de bestreden beschikking te bekrachtigen.
5.7
[X] heeft zich ter zitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de bestreden beschikking ten aanzien van de benoeming van een professionele mentor dient te worden bekrachtigd. [X] ziet een meerwaarde voor uitvoering van het mentorschap door een onafhankelijke mentor, mede gelet op het feit dat er veel wrijving tussen de partner van betrokkene en appellanten is. Ook woonzorgcentrum De Houttuinen constateert deze verstoorde verhouding en heeft recent gemeld dat er een woordenwisseling heeft plaatsgevonden tussen de partner van betrokkene en de appellanten in het restaurant van De Houttuinen.
5.8
Het hof is, evenals de kantonrechter, van oordeel dat het in het belang van betrokkene is om een professionele mentor voor haar te benoemen. Het hof heeft hiervoor de volgende redenen.
In haar levenstestament heeft betrokkene een algehele volmacht gegeven aan haar partner en [eiser sub 2] . De volmacht is erop gericht dat geen bewind en/of mentorschap hoeft te worden aangevraagd. Ook heeft zij haar uitdrukkelijke voorkeur uitgesproken voor de benoeming van haar partner en/of [eiser sub 2] als bewindvoerder, dan wel mentor, voor het geval de rechter desondanks een bewind of mentorschap instelt. Het hof acht zich in de onderhavige zaak echter niet aan het levenstestament gebonden omdat er in dit geval gegronde redenen zijn die zich tegen benoeming van de partner van betrokkene en/of [eiser sub 2] tot mentor ten behoeve van betrokkene verzetten.
Allereerst heeft de partner van betrokkene ter zitting in hoger beroep gesteld dat een onafhankelijke mentor moet worden benoemd en dat hij niet zelf als mentor wil worden benoemd. Dit betekent dat op grond van het levenstestament uitsluitend [eiser sub 2] als mentor zou kunnen worden benoemd. Uit de processtukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, komt echter naar voren dat sprake is van een ernstig verstoorde verstandhouding tussen de partner en appellanten. Zorgbalans, De Houttuinen en de huidige mentor constateren dit en ook appellanten erkennen dat hiervan sprake is. Daarbij maakt het niet uit hoe de verstoorde verstandverhouding is ontstaan of wie hiervan de oorzaak is. Het hof acht deze verstoorde verstandhouding tussen hen van dien aard dat deze in de weg staat aan benoeming van [eiser sub 2] tot mentor. Datzelfde geldt ook voor de benoeming van [eiser sub 1] en de zus van betrokkene. Evenals de kantonrechter, ziet het hof geen mogelijkheid voor een zinvolle en effectieve samenwerking tussen appellanten en de partner van betrokkene om de persoonlijke belangen van betrokkene te behartigen. Betrokkene is al kwetsbaar door haar ziekte en zij heeft belang bij zoveel mogelijk rust. De belangen van betrokkene dienen zo goed en objectief mogelijk te worden behartigd. Het is in haar belang dat goede afspraken kunnen worden gemaakt met onder andere de hulpverleners. Niet gebleken is dat de zorg stagneert doordat de mentor onvoldoende bereikbaar is. [X] heeft bovendien ter zitting in hoger beroep toegelicht dat zij beschikt over een noodnummer dat 24 uur per dag, zeven dagen per week bereikbaar is in geval van nood. Met benoeming van een professionele mentor is naar het oordeel van het hof het belang van de betrokkene het meest gediend.
Tegen [X] in de uitoefening van de taken als mentor zijn als zodanig verder geen bezwaren geuit en de samenwerking verloopt goed. Het hof zal daarom de bestreden beschikking bekrachtigen, waarbij [X] als mentor is benoemd.
5.9
Het hof merkt ten overvloede op dat het voor betrokkene fijn is dat zowel appellanten en de zus van betrokkene als de partner van betrokkene, ieder op hun eigen manier, liefdevol voor haar zorgen. Het hof benadrukt dat het hen uiteraard, ondanks de benoeming van een professionele mentor, vrij staat om die zorgtaken te blijven uitvoeren.
5.1
De door de partner van betrokkene verzochte kostenveroordeling van appellanten zal worden afgewezen omdat het hof hiertoe, mede gelet op de aard van de zaak, geen aanleiding ziet.
5.11
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen
wijst af het meer of anders in hoger beroep verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. van Haeringen, mr. M.T. Hoogland en mr. S.F.M. Wortmann, in tegenwoordigheid van mr. A. Blijleven als griffier, en is op 29 augustus 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.