Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
gevestigd te [vestigingsplaats 1]
advocaat: mr. T. Teke te Amsterdam,
advocaat: mr. A.C.M. van der Voet te Zoetermeer
1.1. Het geding in hoger beroep
a) de vorderingen van [geïntimeerde] zal afwijzen en de in hoger beroep gewijzigde vorderingen van [appellante] zal toewijzen;
b) [geïntimeerde] zal veroordelen om hetgeen [appellante] ter uitvoering van het vonnis in eerste aanleg heeft betaald aan [appellante] terug te betalen vermeerderd met de wettelijke rente;
c) [geïntimeerde] te veroordelen in de proceskosten van beide instanties.
2.Feiten
Na opdracht en ontvangst van de aanbetaling worden de werktekeningen ter controle verstrekt.
(…)
(…) Eventuele kraankosten zijn niet in de offerte opgenomen.
3.Beoordeling
a. € 5.374,75 aan hoofdsom, bestaande uit de hiervoor onder 2.23 genoemde facturen;
b. vermeerderd met de wettelijke handelsrente over de hoofdsom vanaf 19 juli 2019, althans vanaf de datum die de kantonrechter in goede justitie bepaalt, tot aan de dag van voldoening;
c. € 643,70 aan buitengerechtelijke incassokosten;
d. de proceskosten.
a. [geïntimeerde] zal veroordelen tot betaling van € 15.750,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2021 tot aan de dag van betaling;
b. voor recht zal verklaren dat [geïntimeerde] aansprakelijk is voor de door haar (Bleijndaal) geleden en nog te lijden (overige) schade door de tekortkoming van [geïntimeerde] ;
c. [geïntimeerde] zal veroordelen tot betaling aan [appellante] van € 2.865,19, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2021 tot aan de dag van betaling;
d. [geïntimeerde] zal veroordelen in de proceskosten.
in conventiedient te worden bekrachtigd.
grieven 2 tot en met 4zien op de afwijzing door de kantonrechter van de vorderingen van [appellante]
in reconventie. [appellante] voert ter onderbouwing van deze grieven aan:
a) dat het verzuim van [geïntimeerde] is ingetreden door het verstrijken van een fatale termijn (artikel 6:83 aanhef en sub a BW):
b) dat het verzuim van [geïntimeerde] is ingetreden doordat uit mededelingen van [geïntimeerde] bleek dat deze in de nakoming van haar verplichtingen tekort zou schieten (artikel 6:83 aanhef en sub c BW);
d) dat gelet op alle omstandigheden van het geval op grond van artikel 6:248 BW het door [geïntimeerde] gedane beroep op afwezigheid van een ingebrekestelling, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is;
e) dat voor zover niettemin een ingebrekestelling vereist zou zijn, de brief van 23 oktober 2018 kwalificeert als zodanig.
’Levertijd in nader overleg 10-12 weken na ontvangst goedgekeurde tekeningen’. In de eerste plaats moet worden aangenomen dat met ‘levertijd’ wordt gedoeld op levering van de in de offerte aangeduide puien, taatsdeuren, balustrades en het daklicht, en niet op de uitvoeringsperiode van het werk. Dat de ‘levertijd’ iets anders is dan de ‘uitvoeringsperiode’ volgt ook uit artikel 5.1 van de algemene voorwaarden, waarin beide begrippen worden vermeld. Voorts volgt uit de toevoeging in de offerte van de woorden ‘
in nader overleg’ en de vermelding in de algemene voorwaarden dat ‘
de levertijd en/of uitvoeringsperiode bij benadering worden vastgesteld’, dat tussen partijen bij het aangaan van de overeenkomst geen fatale termijn voor levering en/of uitvoeringsperiode is overeengekomen.
“(…) Ik moet het daarom anders oplossen; ik zet de gaten voor de kozijnen in het souterrain dicht met houten frames en vraag jou om de gehele order in week 46 te monteren. Ik lees graag de bevestiging dat dit gaat lukken”.In deze laatste e-mail van 25 oktober 2018 heeft [appellante] op geen enkele manier kenbaar gemaakt dat zij zich op het standpunt bleef stellen dat desondanks het verzuim van [geïntimeerde] zou intreden op 31 oktober 2018, en dat zij [geïntimeerde] aansprakelijk bleef houden voor de daardoor ontstane schade. Onder deze omstandigheden hoefde [geïntimeerde] de brief van 23 oktober 2018 na de bedoelde mailwisseling met nadere afspraken niet langer op te vatten als een ingebrekestelling, en is het verzuim niet ingetreden op 31 oktober 2018.
beroep op ontbreken ingebrekestelling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar?