ECLI:NL:GHAMS:2023:216
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep op basis van artikel 416 lid 2 Wetboek van Strafvordering
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 13 juli 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1992 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, had hoger beroep ingesteld tegen het eerder genoemde vonnis. Tijdens de zitting op 17 januari 2023 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die stelde dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard diende te worden in het ingestelde hoger beroep, op grond van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft vastgesteld dat er door of namens de verdachte geen schriftuur met grieven is ingediend en dat er ook geen mondelinge bezwaren tegen het vonnis zijn opgegeven. Bovendien is er geen rechtens te respecteren belang gebleken dat zou pleiten voor een verder onderzoek van de zaak. Gezien deze omstandigheden heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, conform de vordering van de advocaat-generaal.
De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak is gedaan op een openbare terechtzitting, waarbij ook de griffier aanwezig was. Het arrest is gepubliceerd op 3 februari 2023 en is toegankelijk via Rechtspraak.nl.