ECLI:NL:GHAMS:2023:2157

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
23-000405-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van een vonnis inzake verkrachting met aanpassing van bewijsmiddelen en strafoplegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 februari 2022. De verdachte, geboren op 1 januari 1977, was aangeklaagd voor verkrachting. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 34 maanden, waarbij het hof de eerdere straf van 42 maanden heeft verlaagd. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de benadeelde partij, die verklaarde dat zij op 13 oktober 2020 door de verdachte was verkracht na een afspraak die onder valse voorwendselen was gemaakt via sociale media. Het hof heeft de bewijsmotivering aangepast en de bewijsmiddelen vervangen door nieuwe, waarbij het hof zich baseerde op verklaringen van getuigen en proces-verbaal van de politie. De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk is toegewezen. Het hof heeft de vordering tot immateriële schade vastgesteld op € 9.500,00 en de materiële schade op € 52,64. De verdachte is verplicht om deze schadevergoeding te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft ook de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven, gezien de ernst van de zaak en de omstandigheden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000405-22
datum uitspraak: 14 september 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 februari 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-048289-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1977,
adres: [adres 1]
thans gedetineerd uit anderen hoofde in [detentiedres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
31 augustus 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd - en met dien verstande dat het hof:
  • de bewijsmotivering aanpast;
  • de door de rechtbank gehanteerde bewijsmiddelen vervangt door de navolgende.
Voor het overige heeft hetgeen de raadsman heeft bepleit het hof niet tot andere beslissingen en overwegingen gebracht dan de rechter in eerste aanleg.

Aanpassing bewijsmotivering

Het hof schrapt de overwegingen op pagina 3, laatste alinea, en pagina 4, eerste alinea, van het vonnis die aanvangen met de zin “
Verder heeft getuige [getuige] verklaard dat zij via [website] contact heeft gehad met aangeefster over een bericht van [naam 1] waarin [naam 1] vraagt of aangeefster voor geld mensen uit Aruba wilde rondleiden.”en eindigen met de zin “
Een verbalisant, die het audiobericht van [naam 2] van 13 oktober 2020 heeft beluisterd en verdachte heeft verhoord, heeft de stem van verdachte herkend op dat audiobericht.”

Bewijsmiddelen

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat.
1.
Een proces-verbaal aangifte van 21 oktober 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren , doorgenummerde pag. 015-030.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [benadeelde] , zakelijk
weergegeven:
Omschrijving aangifte:
Plaats delict: [adres 2] , Amsterdam
A: Ik wil aangifte doen van verkrachting op 13 oktober 2020 tussen 19.00 en 20.00 uur.
V: Oke, ik wil graag dan stap voor stap doornemen wat er is gebeurd. Je vertelde dat het begon
met datje op [website] een vriendschapsverzoek in augustus 2020 kreeg van [naam 1] ,
klopt dat?
A: Ja.
V: Wanneer heeft [naam 1] jou precies voor het eerst benaderd, op welke wijze en wat zei zij?
A: Vorige week was het begonnen.
V: Waarop?
A: [website] . Ze zei dat ze zwart werk voor mij had, dan zou ik 600 euro verdienen.
Als ik interesse had, dan zou ze haar baas vragen. Dan zou ze mijn telefoonnummer geven.
Haar baas heet [naam 2] .
V: En toen?
A: Toen zei ik wat ik dan moest doen. Ze zei dat degene op vakantie was en dat ik een luisterend
oor voor diegene was en dat ik moest afspreken. Ik zou dan in de buurt gaan lopen, in de stad
of ergens. Je kan met degene lopen in de buurt waar mensen lopen. De buurt een beetje
verkennen.
V: Wat hebben jullie verder nog besproken?
A: Toen zei ik 'oké is goed' tegen haar. [naam 2] nam gelijk, meteen nadat [naam 1] mijn
nummer had, contact met mij op via WhatsApp.
A: Afgelopen dinsdag 13 oktober werd ik ineens weer via [website] weer benaderd door
[naam 1] .
V: En toen?
A: Ze zei dat [naam 2] werk voor mij had voor 900 euro.
V: Via de berichten heb je laten weten datje geen seks wilde?
A: Ja, ze zei dat het geen seks hoefde te zijn, alleen wandelen en praten.
V: Wanneer heb je weer contact gehad met [naam 2] ?
A: Die dinsdag dat het gebeurde om 15.15 uur.
V: Waar hadden jullie precies afgesproken? Jij en de jongen?
A: Bij [bushalte] .
V: Wie zei dat tegen jou?
A: [naam 2] zei dat. Telefonisch zei hij dat, hij had mij gebeld.
Toen ik bij bushalte [bushalte] kwam was het 19.10 uur.
V: En toen?
A: Ik was met hem samen, we liepen.
A: Hoe ik met de politieagenten ben gereden naar die plek, precies zo hebben wij ook gelopen.
V: Dat is de [adres 2] die je hebt aangewezen.
V: Jullie komen aan bij de woning van [adres 2] in aanbouw en dan?
A: Hij trok mij naar de hoek waar hij stond. In die bouwding, we moesten door die hekken, we
moesten erin.
V: Er staan allemaal hekken, hoe kom je er dan in?
A: 1 hek was los. Er was ook een plank waar je op moest lopen. We liepen verder, daar was een
open gedeelte. Hij trok mij, hij heeft mij toen gekust en mij aangeraakt.
V: Hoe trok hij jou?
A: Met zijn handen, heel hard.
V: Waar bij jou?
A: Aan mijn armen. Ik vroeg hem wat hij ging doen. Hij ging mij kussen en mij aanraken over
mijn lichaam. Ik duwde hem weg met allebei mijn armen. Hij deed mijn broek naar beneden
en hij deed zijn vinger in mijn vagina.
V: Maar jij duwde hem toch weg?
A: Ja, maar hij trok mij weer terug. Toen ging hij mijn broek uittrekken.
V: Zei hij wat daarbij?
A: Nee. Hij ging met zijn vinger in mijn vagina. Hij deed mij hardhandig omdraaien. Hij deed
hardhandig mijn broek uit en stopte zijn tollie zonder condoom in mijn vagina. Daarna hoorde
hij voetstappen en is hij eruit gegaan.
V: Je hebt ook nog verteld dat hij jou heeft gevingerd, klopt dat?
A: Ja.
V: Hoe wist hij dat je dit niet wilde?
A: Ik zei dat ik het niet wilde. Ik wist niet dat dit ging gebeuren.
V: Hoe heb je op dat moment laten weten?
A: Ik zei dat ik het liever niet wilde.
V: Hoe heb jij dat op het moment laten weten?
A: Zijn hand uit mijn broek halen. De hele tijd. Ik deed zo.
O: De aangeefster maakt een gebaar van wegduwen.
V: Reageerde hij daarop?
A: Nee, hij bleef doorgaan.
V: Je zei dat je overeind moest bukken. Heb je daar nog iets tegen gedaan?
A: Ik heb niks gedaan, omdat ik helemaal verstijfd was geworden.
V: Heb je nog iets gezegd?
A: Dat hij moest stoppen. Ik wilde dat niet. Ik vond het ook niet fijn.
V: Heb je dat één keer gezegd of meerdere keren.
A: Meerdere keren, de hele tijd. Ook had ik het al aangegeven bij [naam 1] en [naam 2] dat ik geen
seks wilde en zij zeiden dat dat het niet was, dat het gewoon lopen was.
V: Heeft hij daar nog iets op gezegd?
A: Nee.
V: Op het moment dat hij met zijn tollie in jouw vagina gaat, heb je toen nog iets gezegd?
A: Dat ik het niet fijn vond.
2.
De verklaring die de verdachte ter terechtzitting op 31 augustus 2023 heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergeven:
Ik ben met de aangeefster in contact gekomen via [website] . Ik heb via profielen genaamd “ [naam 1] ” en “ [naam 2] ” met haar gesproken. Ik heb seks gehad met de aangeefster. Ik heb haar gevingerd. Ik ben met mijn penis in haar vagina gegaan.
3.
Een proces-verbaal van 14 oktober 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , doorgenummerde pag. 004-005.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisanten, zakelijk
weergegeven:
Op 13 oktober 2020 omstreeks 23.08 uur kregen wij de melding te gaan naar de
[adres 3] . Wij zagen daar in het portiek van de flat staan [benadeelde]
, geboren op [geboortedag 2] -1996.
Wij hoorden dat [benadeelde] ons het volgende verklaarde:
"Via een vriendin kon ik iets bijverdienen, zwart. Ik zou een luisterend oor voor
iemand moeten zijn en daarmee kon ik 900,- euro verdienen. Ik heb nog specifiek gevraagd of
dit voor seks was. Ik hoorde dat mijn vriendin zei dat dit absoluut niet het geval was. Ik hoefde
alleen maar met hem te wandelen en een luisterend oor zijn. Ik ben met hem gaan wandelen.
Hij nam mij mee naar een donker stuk vlakbij de [bushalte] . Er worden daar woning
gebouwd. Toen we in die woning kwamen haalde hij zijn geslachtsdeel tevoorschijn en is in
mijn vagina gegaan [..]”.
Wij zijn samen met [benadeelde] gegaan naar waar het gebeurd zou moeten zijn. We reden de [adres 2] helemaal uit, tot aan de ring A10. Aldaar wees [benadeelde] ons de woning tussen perceel [adres 2] , vermoedelijk dus [adres 2] , aan. Wij zagen dat deze woning nog in aanbouw was en was afgezet met een stalen hek. [benadeelde] nam ons mee door het stalen hek, over een houten ‘bruggetje’ de woning in. Ongeveer 3 meter de woning in, aan de rechterkant nabij een aantal platen isolatiemateriaal, zou het tegen de muur zijn gebeurd.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat [benadeelde] helemaal begon te trillen toen ze op het plaats delict
stond.
4.
Een proces-verbaal van 14 oktober 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren ,

doorgenummerde pag. 073-077.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisanten, zakelijk
weergegeven:
Tijdens het informatief gesprek op 14 oktober 2020 verklaarde [benadeelde] dat zij een
WhatsApp gesprek heeft gehad met ' [naam 2] ' (verdere gegevens onbekend) telefoonnummer
[nummer] (zijnde de ‘baas’ van [naam 1] ). Het WhatsApp gesprek zal hieronder worden
weergeven.
[13-10-2020 15:18:12] [naam 2] : ik heb werk vandaag 7uur tot 9uur over 900euro
[13-10-2020 15:18:23] [naam 3] =: Is goed waar
[13-10-2020 15:18:25] [naam 2] : mi Tapaga mes ora
[13-10-2020 15:18:30] [naam 2] : Amsterdam
[13-10-2020 15:30:48] [naam 3] =: Oke waar van centraal is het
[13-10-2020 15:31:31] [naam 3] =: Maar ik krijg geen sex met die jongen toch
[13-10-2020 15:33:29] [naam 2] : ne niet sex
[13-10-2020 15:33:35] [naam 2] : alleen lopen samen
[13-10-2020 18:14:08] [naam 3] =: Ik wil dit werk heel graag doen maar ben klein beetje
zenuwachtig omdat dit de eerste keer is
[13-10-2020 18:14:20] [naam 3] =: En ik ben bang dat ik seks met de gene moet krijgen
[13-10-2020 18:14:27] [naam 2] : ik weet
[13-10-2020 18:14:35] [naam 2] : niks sex
[13-10-2020 18:14:37] [naam 2] : zeker
[13-10-2020 18:14:40] [naam 2] : ik weet
[13-10-2020 18:14:44] [naam 3] =: Okee
[13-10-2020 18:14:49] [naam 2] : mijn werk is zeker
[13-10-2020 18:15:00] [naam 2] : ok
[13-10-2020 18:20:15] [naam 3] =: Oke
5.
Een proces-verbaal van bevindingen van 14 oktober 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, doorgenummerde

pag. 086-098.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisant, zakelijk,
weergegeven:
Tijdens het informatief gesprek op 14 oktober 2020 verklaarde [benadeelde] dat zij in
augustus 2020 een vriendschapsverzoek kreeg van ‘ [naam 1] ’ op haar [website] .
[benadeelde] maakt gebruik van het [website] profiel genaamd ’ [profiel] ’.
Vorige week heeft ’ [naam 1] ’ [benadeelde] via [website] benaderd met
voorstellen over zwart werken. Deze berichten heeft [benadeelde] reeds verwijderd omdat
[naam 1] boos was omdat [benadeelde] twijfelde aan deze voorstellen. Op dinsdag 13
oktober 2020, vanaf 14:57 uur werd [benadeelde] weer benaderd via [website]
door ’ [naam 1] ’. Van deze gesprekken zijn screenshots gemaakt welke als bijlage bij
dit proces-verbaal zijn gevoegd.
Bijlage III t/m XII betreft het [website] gesprek van d.d. 13-10-2020 met ’ [naam 1] ’.
Bijlage VIII:
Bijlage VIII houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
(Blauwe tekst:) Wat moet je doen met die jongen doen? Seks hebben. Is geen hoere werk toch
(Contact met profielfoto [naam 1] :) Niks seks. Praten met [naam 2] .
(Blauwe tekst:) Oke.
Bijlage IX:
Bijlage IX houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
(Blauwe tekst) Maar ik ... seks hebben met...
(tekst gaat verder op bijlage X)
Bijlage X:
Bijlage X houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
(Blauwe tekst) Want dat wil ik niet
(Contact met profielfoto [naam 1] :) sis niks sex. Ik heb 2 maandag met [naam 2] . Niks niks.
(Blauwe tekst:) Okee. Ik vertrouw je.
6.
Een proces-verbaal van verhoor getuige van 30 oktober 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, doorgenummerde pag. 107-111.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [naam 6], zakelijk weergegeven:
Ik ben assistent begeleider bij Humanitas. Een andere collega is de begeleider van
[benadeelde] (
het hof begrijpt hier en hierna: aangeefster [benadeelde]). [benadeelde] belde naar ons op 13 oktober tussen 22.00 en 23.00 uur. Ik nam de telefoon op waarna [benadeelde] vroeg haar begeleider [naam 4] . Ik hoorde dat [benadeelde] ( [benadeelde] ) geëmotioneerd was.
7.
Een proces-verbaal van verhoor getuige van 21 oktober 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, doorgenummerde pag. 123-126.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [naam 4] , zakelijk
weergegeven:
Op 13 oktober om 22:30 uur ging onze groepstelefoon af. Dat was [benadeelde] (= [benadeelde] ) en zij
was overstuur en kwam niet uit haar woorden. Ik heb haar gekalmeerd. Ze vertelde toen dat ze
misbruikt was. Ik heb haar gevraagd door wie en hoe. Zij heeft toen verteld dat ze met een
jongen had afgesproken en dat ze daarvoor geld zou krijgen. Dat zou werk zijn. Dat zou alleen
een gewone wandeling zijn en een praatje maken. De man heeft haar naar een afgelegen plek
gebracht. Hij had haar broek losgemaakt en naar beneden gedaan en was in haar geweest.
8.
Een proces-verbaal van verhoor getuige van 23 oktober 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, doorgenummerde pag. 127-130.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [naam 5] , zakelijk weergegeven:
Dinsdag 13 oktober had [benadeelde] mij geappt met dat ze geld ging maken, maar dat ze
zenuwachtig was, omdat het zwart werk was. Een paar uur later belde zij mij en had ze afgesproken met iemand voor een wandeling in Amsterdam noord. Ik zie in mijn
telefoon staan dat het 21.07 uur was toen ze belde. En toen was het dus net gebeurd.
Ze zei tegen mij dat ze het echt niet wilde en dat ze dat ook de hele tijd tegen die man zei, dat
ze niet wilde. Ik hoorde het ook echt aan haar stem, het was gewoon
niet [benadeelde] , zoals ik haar ken. Ze was paniekerig, bang en in de stress, ze wist niet wat ze moest
doen.
Ik zag echt wel een andere [benadeelde] nadat dit is gebeurd, ze is normaal gesproken altijd vrolijk én
gezellig, maar woensdag, de dag erna dus, was ze heel verdrietig en afwezig.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel heeft de rechtbank als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandelverplichting en een contactverbod verbonden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde feit zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft het hof verzocht bij eventuele strafoplegging aan te sluiten bij het oriëntatiepunt van het LOVS ter zake van verkrachting, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van een kwetsbare jonge vrouw. Hij heeft zich op sociale media en telefonisch voorgedaan als een ander en onder valse voorwendselen met het slachtoffer afgesproken. De verdachte heeft haar vervolgens meegenomen naar een afgelegen woning in aanbouw, waar hij haar heeft verkracht. Door aldus te handelen heeft de verdachte op schaamteloze wijze misbruik gemaakt van het door het slachtoffer in hem gestelde vertrouwen. De verdachte heeft bovendien ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en keuzevrijheid. Het spreekt vanzelf dat dit voor haar een schokkende en angstaanjagende ervaring moet zijn geweest, waaraan zij de herinnering mogelijk haar hele leven met zich mee moet dragen. Blijkens het verzoek tot schadevergoeding, de toelichting van de raadsvrouw van het slachtoffer en de namens het slachtoffer ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaring, heeft het incident diepe indruk op haar gemaakt. Zij heeft geruime tijd EMDR-behandelingen gevolgd en ondervindt nog dagelijks gevoelens van angst, verdriet en schaamte. Het hof rekent dit de verdachte ten zeerste aan.
Het hof heeft acht geslagen op de straf die ter zake van verkrachting aan
first offenderspleegt te worden opgelegd. Die heeft zijn weerslag gevonden in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, te weten een gevangenisstraf van 24 maanden. Het hof ziet echter in de omstandigheden van de onderhavige zaak aanleiding om anders te beslissen en de verdachte een hogere straf op te leggen. Het slachtoffer heeft een verstandelijke beperking, ontvangt begeleiding voor haar dagelijkse bezigheden en is bijzonder kwetsbaar. De verdachte heeft het kwetsbare slachtoffer op slinkse wijze benaderd en gemanipuleerd tot het maken van een afspraak met hem door haar voor te houden dat zij geld zou gaan ontvangen en haar meermalen te verzekeren dat er gedurende de afspraak geen seks zou gaan plaatsvinden. Tevens heeft de verdachte gedurende de geslachtsgemeenschap geen condoom gebruikt en heeft hij het slachtoffer aldus blootgesteld aan de kans op een ongewenste zwangerschap of een geslachtsziekte, hetgeen bij aangeefster gevoelens van onzekerheid en schaamte teweeg heeft gebracht. Een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, zoals gesuggereerd door de raadsman, doet naar het oordeel van het hof dan ook geen recht aan de ernst van het feit.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 34 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Voorlopige hechtenis
De meervoudige strafkamer van de rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van 19 november 2021 onder voorwaarden geschorst. De rechtbank heeft er voor gekozen die schorsing voor onbepaalde tijd te bepalen. Met de in het onderhavige arrest vervatte beslissingen zijn de ernstige bezwaren en gronden voor voorlopige hechtenis gegeven. Het hof acht bovendien termen aanwezig om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen, nu het strafvorderlijk belang bij herleving van de voorlopige hechtenis, gelet op het verhandelde ter zitting, thans zwaarder weegt dan het persoonlijk belang van de verdachte om de eindbeslissing in zijn proces in vrijheid af te wachten. Het hof zal de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f , 242 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 16.530,23, bestaande uit € 1530,23 aan materiële schade en
€ 15.000,00 aan immateriële schade. Voorts is een bedrag van € 22,41 aan proceskosten gevorderd. Nu deze proceskosten reiskosten betreffen die de benadeelde partij heeft gemaakt ten behoeve van gesprekken met de politie, heeft de rechtbank geoordeeld dat dit materiële schade betreft, dus in totaal een vordering van€ 1552,64 aan materiële schade.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 7.552,64, bestaande uit
€ 52,64 ter vergoeding voor materiële schade (gemaakte reiskosten) en € 7.500,00 als compensatie voor immateriële schade.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd. De benadeelde partij heeft de vordering bij monde van haar advocaat ter terechtzitting in hoger beroep nader toegelicht, waaruit het hof afleid dat de vordering niet wordt gehandhaafd ten aanzien van de gevorderde toekomstige medische kosten, zodat een gevorderd bedrag van €52,64 aan materiële schade overblijft.
Materiële schade
De gevorderde materiële schade bedraagt €52,64.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering voor zover deze ter terechtzitting is gehandhaafd.
De raadsman van de verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. Ten aanzien van de materiële schade heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof overweegt als volgt.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het gevorderde bedrag van € 22,41 aan reiskosten naar de politie zijn aan te merken als materiële schade. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van € 52,64. De verdachte is tot vergoeding van voornoemde schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Immateriële schade
De gevorderde immateriële schade bedraagt € 15000,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering.
De raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vaststelling van de immateriële schade in deze zaak een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof acht het op grond van het strafdossier, de onderbouwing van de vordering door en namens de benadeelde partij, de slachtofferverklaring en het onderzoek ter terechtzitting voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit immateriële schade heeft geleden.
Het hof zal de omvang van de geleden immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid schatten op een bedrag van € 9.500,00. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend. De vordering tot vergoeding van immateriële schade zal voor het overige worden afgewezen.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
Resumerend is de verdachte tot vergoeding van € 9.552,64 aan materiële en immateriële schade gehouden. Het toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en de beslissingen op de vordering benadeelde partij en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
34 (vierendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 9.552,64 (negenduizend vijfhonderdtweeënvijftig euro en vierenzestig cent) bestaande uit € 52,64 (tweeënvijftig euro en vierenzestig cent) materiële schade en € 9.500,00 (negenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 9.552,64 (negenduizend vijfhonderdtweeënvijftig euro en vierenzestig cent) bestaande uit € 52,64 (tweeënvijftig euro en vierenzestig cent) materiële schade en € 9.500,00 (negenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 82 (tweeëntachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op
13 oktober 2020.
Heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. A.M. Kengen en mr. W.S. Ludwig, in tegenwoordigheid van
mr. L.C. de Groot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
14 september 2023.
=========================================================================
[…]