ECLI:NL:GHAMS:2023:2155
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in hoger beroep na intrekking van bezwaren
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 augustus 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die in eerste aanleg door de politierechter in de rechtbank Noord-Holland was veroordeeld. De verdachte, geboren in 1981, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 11 mei 2022 in de gevoegde strafzaken met de parketnummers 15-347302-21 en 15-047857-22. Tijdens de zitting op 31 augustus 2023 heeft de raadsman van de verdachte aangegeven dat zijn cliënt de eerder opgegeven bezwaren tegen het vonnis niet langer wenst te handhaven. Dit leidde tot de vraag of de verdachte ontvankelijk was in het hoger beroep.
Het hof heeft vastgesteld dat de raadsman, namens de verdachte, verzocht heeft om niet-ontvankelijkverklaring in het hoger beroep, op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft overwogen dat er geen rechtens te respecteren belang is dat gediend is met verder onderzoek van de zaak, nu de bezwaren zijn ingetrokken. Gelet op deze omstandigheden heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep.
De beslissing van het hof is als volgt: de verdachte wordt niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Dit arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de meervoudige strafkamer aanwezig was, en is ondertekend door de griffier.