ECLI:NL:GHAMS:2023:2070

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
23-000326-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake belaging met oplegging van straffen en maatregelen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is veroordeeld voor belaging van twee aangevers, [benadeelde 1] en [benadeelde 2], gedurende een periode van 14 december 2021 tot en met 10 oktober 2022. De tenlastelegging omvatte onder andere het stelselmatig contact opnemen met de aangevers via telefoon, e-mail en sociale media, alsook het verstoren van hun persoonlijke levenssfeer door op ramen en deuren te bonken en negatieve recensies te plaatsen over het bedrijf van [benadeelde 1]. Het hof heeft vastgesteld dat de gedragingen van de verdachte wederrechtelijk en stelselmatig waren, wat heeft geleid tot angst en stress bij de aangevers.

De politierechter had eerder een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand opgelegd, samen met een taakstraf van 150 uur en een contact- en locatieverbod. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een lichtere taakstraf van 80 uur geëist, maar het hof heeft de straffen bevestigd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de aangevers. De verdachte is ook veroordeeld tot het betalen van immateriële schadevergoeding aan [benadeelde 1] van € 1.500,00, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij voor materiële schade afgewezen, omdat niet bewezen was dat de verdachte de schade had veroorzaakt. De uitspraak benadrukt de ernst van belaging en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000326-23
datum uitspraak: 31 augustus 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 19 januari 2023 in de strafzaak onder parketnummer 15-275065-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1988,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 augustus 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, diens raadsman en de gemachtigde van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op een/meerdere momenten in of omstreeks 1 juni 2021 tot en met 10 oktober 2022 te Purmerend, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , door
- meermalen telefonisch contact te zoeken met die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of
- meermalen telefonisch (door middel van sms en/of social media) berichten te sturen naar die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of
- meermalen mails en/of brieven te sturen naar die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of
- contact te zoeken (middels telefoon en/of social media) met vrienden en/of familie en/of collega's, althans kennissen, van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of
- zich naar het woonadres van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of diens familie(s) te begeven en/of (vervolgens) aldaar op de ramen en/of deuren te bonken en/of
- ( negatieve) reviews op google te schrijven over [bedrijf] en/of die [benadeelde 2] en/of
- banktransacties uit te voeren ten begunste van die [benadeelde 2] en waarbij berichten worden verstuurd in de omschrijving van voornoemde transacties en/of
- ( zorg)meldingen te doen bij de politie als gevolg waarvan de politie contact opnam hierover met die [benadeelde 1] en/of
- en/of de deur van [bedrijf] te vernielen,
met het oogmerk die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring, strafoplegging en beslissing omtrent de vordering van de benadeelde partij komt dan de politierechter.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging

Het hof neemt over de inhoud van de overweging betreffende het ontbreken van een klacht van aangever [benadeelde 2] zoals deze in het vonnis waarvan beroep onder 2 op pagina 5 is weergegeven.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Ten aanzien van aangever [benadeelde 1] ontbreekt het opzet op de belaging, nu het contact overwegend in de zakelijke sfeer plaatsvond en niet in de privésfeer. Ten aanzien van aangever [benadeelde 2] geldt dat het onduidelijk was wanneer [benadeelde 2] geen contact met de verdachte meer wenste, zodat geen sprake kan zijn van stelselmatig opzettelijk inbreuk maken op zijn persoonlijke levenssfeer. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat vanwege de onduidelijkheid over de periode waarover [benadeelde 1] en [benadeelde 2] verklaren, het grootste deel van de door de politierechter bewezen verklaarde periode niet als belaging kan worden gekwalificeerd.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (Sr) zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Het hof stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Vanaf 14 december 2021 begon de verdachte aangever [benadeelde 1] , zijn voormalige werkgever, en diens werknemers vrijwel dagelijks lastig te vallen door middel van telefoontjes, e-mails en WhatsApp-berichten. De verdachte gaf aan in contact te willen komen met [benadeelde 1] en zijn bedrijf [bedrijf] . Op 16 december 2021 heeft de politie een stopgesprek met de verdachte gevoerd. Hierna bleef het volgens [benadeelde 1] even rustig, maar vanaf kerst 2021 begon de verdachte aangever [benadeelde 1] weer lastig te vallen via de telefoon, e-mail en WhatsApp. Hierna volgde wederom een periode van rust. Vanaf maart 2022 werd [benadeelde 1] echter weer gebeld door de verdachte. Ook plaatste de verdachte negatieve recensies op de website van [bedrijf] . Vervolgens heeft een tweede stopgesprek met de verdachte plaatsgevonden. Het bleef hierna rustig tot de nacht van 18 mei 2022. [benadeelde 1] was die nacht thuis en hoorde dat er iemand in de tuin stond en dat er meerdere malen hard op de ramen en deuren werd gebonsd. Dit bleek de verdachte te zijn, die aangaf met [benadeelde 1] te willen praten en naar binnen te willen. Op 6 juli 2022 nam de verdachte opnieuw telefonisch contact met [benadeelde 1] op. Het telefoonnummer van de verdachte is onderzocht met betrekking tot telefoonverkeer in de periode 18 mei 2022 tot 1 augustus 2022. Uit dit onderzoek blijkt dat de verdachte op 18 mei 2022 vier keer heeft gebeld naar [benadeelde 1] . Tussen 6 juli 2022 en 1 augustus 2022 heeft de verdachte 283 keer gebeld naar het bedrijf [bedrijf] , verspreid over vijf dagen.
Ook aangever [benadeelde 2] , een medewerker van [bedrijf] en een voormalige vriend van de verdachte, heeft verklaard dat hij werd lastiggevallen door de verdachte. Van 29 december 2021 tot en met 15 januari 2022 heeft de verdachte vijf keer geldbedragen naar [benadeelde 2] overgemaakt waarbij berichten werden verstuurd in de omschrijving van de transacties, steeds met het verzoek contact met de verdachte op te nemen. In de periode daarna belde de verdachte [benadeelde 2] herhaaldelijk. [benadeelde 2] heeft meerdere gesprekken gehad met de verdachte om aan te geven dat hij hem met rust moest laten. Dit had echter geen effect. Uit het onderzoek naar het telefoonnummer van de verdachte volgt dat de verdachte van 18 mei 2022 tot en met 1 augustus 2022 in totaal 184 keer heeft gebeld naar [benadeelde 2] . Ook stuurde de verdachte 31 keer een sms-bericht naar [benadeelde 2] in de periode van 18 mei 2022 tot en met 4 juli 2022. De verdachte heeft daarnaast vrienden van [benadeelde 2] benaderd. Op 23 juli 2022 werd [benadeelde 2] tweemaal gebeld door de politie die hem vertelde dat zij meldingen hadden gekregen omdat iemand zich zorgen maakte om hem. De melder bleek de verdachte te zijn. Op 29 augustus 2022 kreeg [benadeelde 2] te horen dat de verdachte een vriend van [benadeelde 2] vroeg om het telefoonnummer van de vriendin van [benadeelde 2] . De verdachte stond vervolgens voor de deur bij de schoonouders van [benadeelde 2] , waar [benadeelde 2] op dat moment ook aanwezig was. De verdachte probeerde ook met de vriendin van [benadeelde 2] in contact te komen. In september 2022 bleef de verdachte meermalen bellen naar [benadeelde 2] . Tot slot stuurde [benadeelde 2] op 10 oktober 2022 een bericht naar de politie met een aantal foto’s. Op de foto’s was een afscheidsbrief van de verdachte aan [benadeelde 2] te zien.
Het hof is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden zodanig zijn geweest dat deze ten aanzien van zowel [benadeelde 1] als [benadeelde 2] zijn aan te merken als wederrechtelijk en stelselmatig. De gedragingen van de verdachte en de mate waarin die het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van [benadeelde 2] hebben verstoord zijn zodanig geweest dat daaruit moet worden afgeleid dat de verdachte opzettelijk inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde 2] heeft gemaakt.
Voorts ziet het hof zich voor de vraag gesteld of de verdachte opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de
persoonlijkelevenssfeer van [benadeelde 1] . Vooropgesteld zij dat ook van belaging kan worden gesproken wanneer een inbreuk op iemands persoonlijke levenssfeer zijn oorsprong vindt in een zakelijk conflict. Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden komt naar voren dat de verdachte op indringende wijze heeft geprobeerd met [benadeelde 1] persoonlijk in contact te komen. [benadeelde 1] heeft herhaaldelijk aan de verdachte te kennen gegeven van zijn toenaderingen niet gediend te zijn. De verdachte belde niet alleen veelvuldig naar het zakelijke telefoonnummer van [bedrijf] , maar ook naar het telefoonnummer van [benadeelde 1] zelf. Ook probeerde de verdachte met [benadeelde 1] in contact te komen via anderen. In een van de gesprekken tussen de verdachte en [benadeelde 1] heeft de verdachte aangegeven dat hij zelfmoord zou plegen als hij niet meer mocht werken. De verdachte stond op een gegeven moment zelfs ’s nachts bij het huis van [benadeelde 1] en bonkte daar op de ramen en deuren. Gelet op de samenhang tussen al deze handelingen en de indringendheid daarvan, is het hof van oordeel dat de verdachte opzettelijk een inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde 1] . Daarbij is nadrukkelijk ook sprake geweest van vrees aanjagen, in het bijzonder waar het het nachtelijk bezoek aan de woning van [benadeelde 1] betreft.
Het hof acht daarmee bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] .
Pleegperiode
Het hof acht met de politierechter bewezen dat de verdachte op meerdere momenten in de periode van 14 december 2021 tot en met 10 oktober 2022 zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] . Het hof onderkent dat de kern van de ten laste gelegde gedragingen zich heeft afgespeeld in de periode van mei tot en met augustus 2022. Dit staat echter niet in de weg aan een bewezenverklaring van een langere periode. De rechtvaardiging hiervoor is gelegen in het feit dat de ten laste gelegde gedragingen op meerdere momenten verspreid over de bewezen verklaarde periode hebben plaatsgevonden. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om een kortere pleegperiode bewezen te verklaren.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op meerdere momenten in de periode van 14 december 2021 tot en met 10 oktober 2022 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , door
- meermalen telefonisch contact te zoeken met die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en
- meermalen telefonisch (door middel van sms en social media) berichten te sturen naar die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en
- meermalen mails of een brief te sturen naar die [benadeelde 1] of [benadeelde 2] en
- contact te zoeken (middels telefoon en social media) met vrienden en/of familie en/of collega's van die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en
- zich naar het woonadres van die [benadeelde 1] te begeven en aldaar op de ramen en deuren te bonken en
- negatieve reviews op google te schrijven over [bedrijf] en
- banktransacties uit te voeren ten gunste van die [benadeelde 2] , waarbij berichten worden verstuurd in de omschrijving van voornoemde transacties en
- zorgmeldingen te doen bij de politie
met het oogmerk die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
belaging, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen en maatregel

De politierechter heeft de verdachte voor het bewezenverklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 150 uur, te vervangen door 75 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de politierechter een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd in de vorm van een contactverbod met de aangevers en een locatieverbod voor het adres van het bedrijf van aangever [benadeelde 1] voor de duur van 2 jaren, per overtreding te vervangen door 3 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 80 uur, te vervangen door 40 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel in de vorm van een contactverbod met de aangevers en een locatieverbod voor het bedrijf van aangever [benadeelde 1] voor de duur van 2 jaren, per overtreding te vervangen door 2 weken hechtenis, en te bepalen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Indien een kortere pleegperiode wordt bewezen verklaard dan door de politierechter is gedaan, dient dit te leiden tot matiging van de op te leggen straf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van tien maanden schuldig gemaakt aan belaging van zijn voormalig werkgever en een voormalige collega, die tevens een vriend was van de verdachte. De verdachte heeft op uiterst indringende wijze contact proberen af te dwingen met hen. Hoewel de aangevers hem hadden verzocht hiermee te stoppen, is de verdachte daarmee doorgegaan, ook nadat de politie stopgesprekken met hem had gevoerd. De verdachte heeft de aangevers niet alleen direct proberen te benaderen, maar ook indirect via familie en vrienden. De verdachte heeft daarnaast bij aangever [benadeelde 1] angstgevoelens teweeggebracht door bij hem thuis op de ramen en deuren te bonken. Door aldus te handelen heeft de verdachte de grens van het toelaatbare overschreden en ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangevers. Dat [benadeelde 1] tot op de dag van vandaag kampt met de gevolgen van de belaging, is ook ter terechtzitting in hoger beroep gebleken. De advocaat-generaal heeft aangegeven met [benadeelde 1] een slachtoffergesprek te hebben gevoerd. Hierin gaf [benadeelde 1] aan dat de belaging veel invloed op hem heeft gehad en op zijn gezin, en dat zijn gevoel van veiligheid nog steeds is aangetast. Ook zijn gemachtigde heeft namens [benadeelde 1] naar voren gebracht dat hij zich nog steeds minder veilig voelt, ook in de omgeving van zijn woning. Een contactverbod is daarom nog steeds gewenst.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 augustus 2023 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straffen in sterke mate rekening gehouden met de kwetsbare mentale toestand van de verdachte, zoals deze het hof ter terechtzitting is gebleken. Uit de stukken kan worden afgeleid dat die kwetsbare toestand gedurende het tenlastegelegde al bestond. Uit het door het Leger des Heils opgemaakte reclasseringsrapport van 5 januari 2023 blijkt dat de verdachte in ruime mate psychische hulp ontvangt en zich daarin meewerkend opstelt, waardoor verdere begeleiding of behandeling in het kader van een voorwaardelijke straf niet nodig is en zelfs contra-productief zou kunnen zijn. Het is niet gebleken dat de verdachte nog contact zoekt met de beide aangevers of het bedrijf [bedrijf] en zijn werknemers.
Gelet op enerzijds de ernst van het feit en anderzijds de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zowel ten tijde van het bewezen verklaarde als nu, acht het hof, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Ter bescherming van de aangevers zal het hof daarnaast een vrijheidsbeperkende maatregel in de vorm van een contactverbod met aangevers en een locatieverbod voor het bedrijf van [benadeelde 1] opleggen. Het hof zal deze maatregel niet dadelijk uitvoerbaar verklaren, zoals wel door de advocaat-generaal gevorderd, nu niet is gebleken dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.866,00, bestaande uit € 291,00 aan materiële schade voor het vervangen van het slot van de deur van [bedrijf] en uit € 2.575,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.575,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade voor het slot niet-ontvankelijk is in de vordering. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering ten aanzien van de immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, veroordeling in de proceskosten en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de gevorderde immateriële schade op het standpunt gesteld dat niet is voldaan aan het criterium van het ‘oogmerk zodanig nadeel toe te brengen’ als in art. 6:106 sub a BW. Daarnaast is de maatstaf van aantasting in de persoon op andere wijze als in art. 6:106 onder b BW bij gebrek aan onderbouwing niet gehaald. Wat betreft de materiële schade voor het slot, sluit de verdediging zich aan bij het standpunt van de advocaat-generaal.
De gemachtigde van de benadeelde partij heeft in reactie op het pleidooi van de raadsman aangevoerd dat het ‘oogmerk zodanig nadeel toe te brengen’ in het geval van belaging in de regel wordt verondersteld.
Het hof overweegt als volgt.
Materiële schade
Nu het hof niet bewezen verklaart dat de verdachte de deur van [bedrijf] heeft vernield, waardoor de gestelde materiële schade zou zijn veroorzaakt, kan de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade niet in de vordering worden ontvangen.
Immateriële schade
Het hof stelt voorop dat artikel 6:106, aanhef en onder b, BW inhoudt dat de benadeelde partij recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien zij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast. Van een dergelijke aantasting in de persoon is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen, maar kan zich ook voordoen indien uit de aard en de ernst van de normaantasting en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij volgt dat van een aantasting ‘op andere wijze’ sprake is.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is het hof gebleken dat de verdachte gedurende tien maanden stelselmatig een inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde. De verdachte heeft zowel direct als indirect veelvuldig contact met hem opgenomen. De uitingen van de verdachte veroorzaakten gevoelens van stress bij de benadeelde. Doordat de verdachte op een gegeven moment ’s nachts bij zijn woning stond en op de ramen en deuren bonkte, raakten de benadeelde en zijn gezin van slag. Zij hebben dit als bedreigend ervaren en dit heeft een grote impact op hen gehad. Hierdoor is het veiligheidsgevoel van de benadeelde in de omgeving van zijn woning aangetast, waardoor de benadeelde in zijn vrijheid wordt beperkt. Een en ander is nader toegelicht in het schade-onderbouwingsformulier.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat sprake is van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’. Het hof is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het hof stelt de omvang van de immateriële schade naar billijkheid vast op een bedrag van € 1.500,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
Voor het overige is het hof van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor een bedrag van € 1.075,00 zal worden afgewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 57 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Contactverbod
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 2 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde 1] (geboren op [geboortedag 2] 1983) en [benadeelde 2] (geboren op [geboortedag 3] 1998).
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 3 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Locatieverbod
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 2 jaren zich niet zal ophouden binnen een straal van 500 meter van de [adres 2] (bedrijfsadres [bedrijf] ).
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 3 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 1.075,00 (duizend vijfenzeventig euro) aan immateriële schadeaf.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 25 (vijfentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 10 oktober 2022.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. A.W.T. Klappe en mr. W.S. Ludwig, in tegenwoordigheid van mr. I.A. de Bruijne en mr. D.A.C. Chaigneau, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 augustus 2023.
=========================================================================
[…]