ECLI:NL:GHAMS:2023:2041
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de wijziging van de grondslag van het bewind en veroordeling van de bewindvoerder in proceskosten
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de kantonrechter. De rechthebbende, geboren in 1975, had in 2017 onder bewind gesteld moeten worden vanwege verkwisting en problematische schulden. De kantonrechter had in een recente beschikking de grondslag van het bewind gewijzigd naar aanleiding van de lichamelijke en geestelijke toestand van de rechthebbende. De rechthebbende ging hiertegen in hoger beroep, stellende dat zij nooit een verzoek tot wijziging had ingediend en dat er geen medische onderbouwing was voor de wijziging van de grondslag.
Tijdens de mondelinge behandeling op 11 augustus 2023 werd duidelijk dat de rechthebbende in staat was haar eigen financiële belangen te behartigen en dat er geen bewijs was van een geestelijke of lichamelijke toestand die dit zou belemmeren. Het hof oordeelde dat de kantonrechter ten onrechte de grondslag van het bewind had gewijzigd, omdat de rechthebbende niet als verzoekster in eerste aanleg kon worden beschouwd. Het hof vernietigde de beschikking van de kantonrechter en wees het verzoek van de bewindvoerder af. Tevens werd de bewindvoerder veroordeeld in de proceskosten van de rechthebbende, omdat het verzoek tot wijziging van de grondslag onvoldoende was onderbouwd.
De beslissing van het hof houdt in dat de rechthebbende niet langer onder bewind staat op basis van haar geestelijke of lichamelijke toestand, en dat de bewindvoerder verantwoordelijk is voor de kosten van het hoger beroep.