Uit het voorgaande blijkt dat [minderjarige] een kwetsbaar kind is dat in zijn dagelijkse leven veel onrust ervaart en daardoor nog onvoldoende tot ontwikkeling heeft kunnen komen. Ter zitting in hoger beroep heeft de GI naar voren gebracht dat [minderjarige] traumabehandeling (EMDR) nodig heeft, maar dat dit pas ingezet kan worden als hij een steunfiguur heeft, die hem in die behandeling kan opvangen en kalmeren, en een voor hem duidelijk ‘verhaal’ over de gebeurtenissen in zijn leven, waarin hij de steun en erkenning kan vinden die hij nodig heeft om deze gebeurtenissen te verwerken. In de afgelopen periode heeft Basic Trust met de pleegmoeder gewerkt aan het zijn van een steunfiguur voor [minderjarige] en staat het levensverhaal van [minderjarige] , dat pleegzorg heeft opgesteld aan de hand van de Words and Pictures-methode, bijna op papier, ondanks het feit dat de vader daaraan niet heeft willen meewerken. Desgevraagd heeft de vader op de zitting in hoger beroep verklaard dat hij niet de oorzaak is van het trauma van [minderjarige] en dat hij [minderjarige] nog veel te jong vindt om daarover geïnformeerd te worden.
De GI heeft aangegeven dat zij een plan heeft gemaakt, aan de hand waarvan de vader kleine stappen kan maken in de richting van [minderjarige] . Zo ontvangt de vader elke drie weken een update over [minderjarige] en mag hij [minderjarige] eenmaal per twee maanden een kaartje sturen. Afhankelijk van de reactie van [minderjarige] zal de volgende stap het toesturen van een foto van de ouders zijn. De vader wil echter niet in gesprek met de GI, waardoor de samenwerking die nodig is om tot een volgende stap te komen niet tot stand komt. De vader heeft desgevraagd verklaard dat hij wel degelijk meewerkt, maar dat [minderjarige] bij hem wordt weggehouden. Het hof volgt de vader daarin niet: uit het voorgaande blijkt dat voor [minderjarige] een (behandel)plan is opgesteld en wordt uitgevoerd en dat daarin ook voor de vader een rol is weggelegd. Zoals de raad op de zitting in hoger beroep heeft benadrukt, gaat het in de onderhavige zaak niet om de vraag wie het trauma bij [minderjarige] heeft veroorzaakt, maar om het feit dat [minderjarige] met een trauma kampt. [minderjarige] heeft het nodig dat de mensen om hem heen zijn trauma erkennen. Anders dan de vader denkt, wordt [minderjarige] met het Words and Pictures-verhaal geen trauma aangepraat, maar leert hij daarmee betekenis te geven aan zijn gevoelens. De boosheid en frustratie die de vader laat zien, werken contraproductief en zorgen voor onrust. Wat [minderjarige] nodig heeft, is dat de vader diens trauma erkent en dat de vader de samenwerking aangaat met de GI en de hulpverlening. Zoals de raad ter zitting in hoger beroep heeft aangegeven, zal de vader, als hij ‘een knop omzet’ en hij zijn boosheid ombuigt naar actief samenwerken met de GI, een (indirecte) bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van [minderjarige] . Dit zal het voor de vader ook makkelijker maken om met de voor hem moeilijke situatie om te gaan, dan wanneer hij alleen maar passief afwacht.
Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen, is het hof van oordeel dat er omgang in de zin van contact tussen de vader en [minderjarige] kan plaatsvinden, doch slechts op geleide van de GI, zoals door de rechtbank in de bestreden beschikking is bepaald.
Het hof zal die beschikking dan ook bekrachtigen.