In deze zaak gaat het om bijstandsfraude gepleegd door de verdachte en haar echtgenoot, die onroerend goed in Turkije niet hebben opgegeven aan de uitkeringsinstantie. Hierdoor hebben zij ten onrechte voor tienduizenden euro's aan uitkering ontvangen. Het gerechtshof Amsterdam bevestigt het vonnis van de rechtbank Den Haag, maar past de opgelegde straf aan. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur, maar het hof oordeelt dat deze straf niet uitvoerbaar is gezien de gezondheid van de verdachte. De verdachte heeft diabetes en is hartpatiënt, wat haar in staat stelt om een taakstraf uit te voeren. Het hof legt in plaats daarvan een geldboete op van € 5.000,-, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Het hof overweegt dat de verdachte en haar echtgenoot zich gedurende een periode van ruim vier jaar schuldig hebben gemaakt aan sociale zekerheidsfraude door opzettelijk de benodigde gegevens niet te verstrekken. De waarde van het onroerend goed in Turkije is geschat op € 1.255.000,00, en door het niet verstrekken van deze informatie kon de uitkerende instantie niet beoordelen of zij recht hadden op bijstandsuitkering. Het hof benadrukt dat bijstandsfraude een ernstig feit is, omdat het misbruik maakt van een sociale voorziening die bedoeld is voor mensen die financieel in nood verkeren.
Het hof constateert dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. Dit leidt tot een matiging van de geldboete van € 6.000,- naar € 5.000,-. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof bevestigt het vonnis voor het overige, met uitzondering van de gevangenisstraf die is vernietigd.