In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1985, werd beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van lachgas zonder zich aan de geldende voorschriften te houden. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, maar vernietigde de opgelegde geldboete en verving deze door een voorwaardelijke geldboete van € 500,-. De zaak kwam aan het licht na een controle waarbij 11 drukhouders met lachgas in de auto van de verdachte werden aangetroffen. De verdachte had eerder verklaard dat hij deze flessen had opgehaald om ze aan klanten te verkopen, maar tijdens de zittingen veranderde hij zijn verklaring, wat het hof ongeloofwaardig achtte. Het hof oordeelde dat de verdachte in totaal 24 kilogram lachgas had vervoerd op een manier die niet voldeed aan de voorschriften, wat een strafbaar feit opleverde. De advocaat-generaal had een voorwaardelijke geldboete geëist, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn financiële situatie en het tijdsverloop sinds het delict. Het hof hield rekening met deze omstandigheden en oordeelde dat een voorwaardelijke geldboete passend was, gezien de ernst van het feit en de risico's die het vervoer van lachgas met zich meebracht. De beslissing van het hof was om het vonnis van de rechtbank te bevestigen, behalve ten aanzien van de geldboete, die werd aangepast naar een voorwaardelijke boete.