ECLI:NL:GHAMS:2023:2026

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
23-002250-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk vervoer van lachgas zonder naleving van voorschriften met bevestiging van vonnis en voorwaardelijke geldboete

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1985, werd beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van lachgas zonder zich aan de geldende voorschriften te houden. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, maar vernietigde de opgelegde geldboete en verving deze door een voorwaardelijke geldboete van € 500,-. De zaak kwam aan het licht na een controle waarbij 11 drukhouders met lachgas in de auto van de verdachte werden aangetroffen. De verdachte had eerder verklaard dat hij deze flessen had opgehaald om ze aan klanten te verkopen, maar tijdens de zittingen veranderde hij zijn verklaring, wat het hof ongeloofwaardig achtte. Het hof oordeelde dat de verdachte in totaal 24 kilogram lachgas had vervoerd op een manier die niet voldeed aan de voorschriften, wat een strafbaar feit opleverde. De advocaat-generaal had een voorwaardelijke geldboete geëist, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn financiële situatie en het tijdsverloop sinds het delict. Het hof hield rekening met deze omstandigheden en oordeelde dat een voorwaardelijke geldboete passend was, gezien de ernst van het feit en de risico's die het vervoer van lachgas met zich meebracht. De beslissing van het hof was om het vonnis van de rechtbank te bevestigen, behalve ten aanzien van de geldboete, die werd aangepast naar een voorwaardelijke boete.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002250-22
Datum uitspraak: 31 augustus 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 augustus 2022 in de strafzaak onder parketnummer 81-145282-20 tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 augustus 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadslieden naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde geldboete – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof:
  • de ‘Nadere bewijsoverweging’ (pagina 4 van het vonnis) vervangt door de hieronder opgenomen nadere overweging;
  • de ‘A-verklaring’ van de verdachte als bewijsmiddel wordt verwijderd en
  • de laatste alinea van bewijsmiddel 1 wordt vervangen door de onderstaande, cursieve tekst.
Nadere overweging
Het is strafbaar lachgas te vervoeren, tenzij minder dan twee kilogram wordt vervoerd. Het hof is van oordeel dat van die uitzondering geen sprake was. In dat verband overweegt het hof dat in de auto van de verdachte 11 drukhouders zijn aangetroffen met het opschrift dat ze lachgas bevatten. Eén daarvan had een 4-kilogramsmaat, de rest een 2-kilogramsmaat. De verdachte heeft op 6 februari 2020 tegenover de politie verklaard dat hij nieuwe flessen heeft opgehaald om deze aan klanten door te verkopen. Deze flessen zou hij later weer terugbrengen naar het verkoopadres (aan de [winkel] te Amsterdam) van de betreffende lachgascilinders. Daarbij heeft de verdachte verklaard: “Ik weet dat het niet goed is” en “Ik hoop dat jullie mij kunnen matsen”.
De verdachte heeft vervolgens ter terechtzitting in eerste aanleg alsook in hoger beroep anders verklaard, namelijk dat de lachglasflessen in de door hem bestuurde auto allemaal leeg waren op één na, die hij net bij voornoemd adres zou hebben opgehaald en naar een klant moest brengen. De lege flessen zou hij daarvoor bij een of meer klanten hebben opgehaald. Het hof acht deze verklaring ongeloofwaardig, gelet op de eerdergenoemde verklaring van de verdachte ten overstaan van de politie, waarvan het hof zal
uitgaan.
Gelet op het voorgaande acht het hof bewezen dat de aangetroffen lachgasflessen waren gevuld en dat de verdachte dus in totaal 11 flessen met daarin in totaal 24 kilogram aan lachgas heeft vervoerd op een wijze die niet voldeed aan de voorschriften.
Aanvulling bewijsmiddel 1
[verdachte] verklaarde: “Ik heb deze auto opgehaald die een stukje verderop stond om de nieuwe flessen te halen. Ik weet dat het niet goed is. Ik verkoop de inhoud van de flessen door aan klanten. De flessen breng ik dan later weer terug naar de [winkel]. Ik hoop dat jullie mij kunnen matsen.”

Oplegging van straf

De economische politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 500, subsidiair 10 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 500 met een proeftijd van twee jaar, gelet op de financiële situatie van de verdachte, het feit dat het enige tijd geleden is dat het strafbare feit is gepleegd en hij ervan uitgaat dat dit voor de verdachte een les is geweest.
De raadslieden hebben verzocht – indien het hof het feit bewezen en strafbaar acht – bij de oplegging van de straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, te weten dat hij op dit moment geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, van een uitkering leeft, schulden heeft en een
first offenderis. Vrees voor herhaling is onnodig, omdat lachgas nu geheel verboden is. Een geheel voorwaardelijke geldboete is het meest passend en geboden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft opzettelijk elf flessen lachgas vervoerd over de openbare weg zonder daarbij te voldoen aan voorschriften die tot doel hebben de risico’s van een dergelijk vervoer van gevaarlijke stoffen te beperken. De verdachte heeft daarmee ongeoorloofde risico’s genomen ter zake de veiligheid van goederen en personen, onder wie andere weggebruikers. Het hof heeft echter ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken, meer in het bijzonder de financiële situatie van de verdachte.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 5 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en artikel 2 van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde geldboete en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg en mr. B.E. Dijkers, in tegenwoordigheid van mr. G.G. Gielen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 augustus 2023.