ECLI:NL:GHAMS:2023:196

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
200.316.296/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de zorgregeling en vervangende toestemming voor inschrijving op school in een familiezorgzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de zorgregeling en de vervangende toestemming voor de inschrijving van een minderjarige op een andere school. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft verzocht om een wijziging van de zorgregeling en om toestemming om haar zoon, [minderjarige 1], in te schrijven op het [Y] te [gemeente]. De man, verweerder in hoger beroep, heeft de bestreden beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 23 juni 2022, waarin de zorgregeling was vastgesteld, willen bekrachtigen. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders sinds 2016 uit elkaar zijn en dat er voortdurend conflicten zijn geweest, wat een negatieve impact heeft op de kinderen. De rechtbank had eerder een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen bij de man verbleven, maar de vrouw betoogde dat deze regeling te onrustig was voor de kinderen. De GI en de Raad voor de Kinderbescherming hebben in hun adviezen aangegeven dat de situatie van de kinderen nog te prematuur is voor ingrijpende wijzigingen. Het hof heeft de verzoeken van de vrouw afgewezen en de bestreden beschikking bekrachtigd, met de overweging dat het in het belang van de kinderen is om stabiliteit te behouden in hun zorg- en opvoedingstaken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.316.296/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/310027 / FA RK 20-6330 en C/15/327764 / FA RK 22-2076
Beschikking van de meervoudige kamer van 24 januari 2023 inzake
[de vrouw] ,
wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. Z.C.E. Houben te Velsen-Zuid,
en
[de man] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. E.B. Warmerdam-Wolfs te Alkmaar.
Als (overige) belanghebbenden zijn aangemerkt na te noemen minderjarigen:
- [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
- [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ).
Als informanten zijn aangemerkt:
- de gecertificeerde instelling Stichting De Jeugd- en Gezinsbeschermers [plaats B] (hierna: de GI);
- [X] (Praktijk voor kind, ouders en scheiding te [plaats B] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de rechtbank) van 23 juni 2022, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vrouw is op 21 september 2022 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 23 juni 2022.
2.2
De man heeft op 10 november 2022 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van de vrouw van 25 november 2022;
- een bericht van de zijde van de man van 30 november 2022 met bijlagen;
- een bericht van de zijde van de vrouw van 5 december 2022, met bijlagen.
2.4
De voorzitter heeft voorafgaand aan de zitting, in het bijzijn van de griffier, met [minderjarige 1] gesproken. Ter zitting van 8 december 2022 heeft de voorzitter de inhoud van het gesprek met [minderjarige 1] zakelijk weergegeven. De man en de vrouw (hierna: de ouders) hebben gelegenheid gehad daarop te reageren.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 8 december 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer W.R. Daalderop;
- de GI, vertegenwoordigd door de gezinsmanager, die vergezeld werd door een stagiaire;
- [X] .

3.De feiten

3.1
De ouders hebben tot september 2016 een relatie met elkaar gehad.
3.2
Uit de relatie van de ouders is geboren:
- [minderjarige 2] , [in] 2014.
De man heeft [minderjarige 2] erkend. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [minderjarige 2] .
De vrouw heeft nog een zoon uit een eerdere relatie, te weten:
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2009. [minderjarige 1] is door de man erkend en de ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over hem.
3.3.
De ouders hadden aanvankelijk een zorgregeling vastgelegd, inhoudende dat de kinderen bij de man verbleven eens per twee weken van vrijdag tot zondagavond 19.00 uur en van maandag tot dinsdagavond 19.00 uur.
Vervolgens zijn de ouders een tijdelijke zorgregeling overeengekomen, waarbij de kinderen van vrijdag uit school tot en met maandag 19.00 uur bij de man verbleven.
3.4
De kinderen zijn bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 18 oktober 2022 onder toezicht gesteld van de GI, voor de duur van een jaar.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover in hoger beroep van belang, overeenkomstig het verzoek van de man, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt vastgesteld:
de kinderen verblijven bij de man de ene week van vrijdagmiddag uit school tot dinsdagavond 19:00 uur en de andere week van maandag uit school tot dinsdagavond 19:00 uur.
Daarnaast is het verzoek van de vrouw om haar vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 1] met ingang van het schooljaar 2022-2023 in te schrijven op het [Y] te [gemeente] afgewezen.
4.2
De vrouw verzoekt, met gedeeltelijke vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, en opnieuw rechtdoende een zorgregeling vast te stellen waarbij de kinderen bij de man verblijven, eenmaal per twee weken van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur, althans tot maandagochtend naar school, althans een zorgregeling zoals het hof juist acht. Tevens verzoekt zij vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 1] na de eerste schoolvakantie volgend op de uitspraak in hoger beroep in te schrijven op het [Y] te [gemeente] .
4.3
De man verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Aan de orde zijn de verzoeken van de vrouw, inhoudende een wijziging van de zorgregeling en het verlenen van vervangende toestemming om [minderjarige 1] in te schrijven op het [Y] te [gemeente] .
Wettelijk kader
5.2
Ingevolge artikel 1:253a, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan op grond van artikel 1:253a, tweede lid, sub a, BW omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [minderjarige 1] . Dit betekent dat beide ouders toestemming dienen te geven voor de inschrijving van [minderjarige 1] op een andere school.
Geschillen hieromtrent kunnen, op grond van artikel 1:253a, eerste lid, BW, aan de rechter worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing die in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
De standpunten, het advies van de raad en de door de informanten verstrekte informatie
5.3
Ten aanzien van de inschrijving van [minderjarige 1] op het [Y] betoogt de vrouw – kort samengevat - dat de ouders door de coronamaatregelen destijds geen weloverwogen keuze hebben kunnen maken voor een middelbare school voor [minderjarige 1] . De ouders zijn nimmer expliciet overeengekomen dat [minderjarige 1] op zijn huidige school, het [Z] (hierna: het [Z] ) te [plaats B] zou blijven, indien de vrouw zou verhuizen. Op verzoek van [minderjarige 1] is de vrouw met hem gaan kijken bij het [Y] en [minderjarige 1] is erg enthousiast. Het [Y] is een kleinere school waar veel aandacht is voor het individu. Ook is de school dichtbij de woning van de vrouw, waardoor hij er op de fiets heen kan. De rechtbank heeft het belang van [minderjarige 1] onvoldoende meegewogen.
Ten aanzien van de zorgregeling betoogt de vrouw – kort samengevat – dat de door de rechtbank vastgestelde regeling niet in het belang van de kinderen is. De kinderen moeten tweemaal per twee weken van huis wisselen en dit is onrustig voor hen. De kinderen ervaren met name op maandag overprikkeling bij de man. De vrouw gunt het de kinderen om voldoende omgang en contact te hebben met hun vader, maar de vastgestelde regeling is op dit moment te uitgebreid, aldus de vrouw.
5.4
De man betoogt – kort samengevat – dat er geen enkele noodzaak bestaat voor de door de vrouw verzochte schoolwijziging. Alle door de vrouw genoemde redenen kunnen ook op het [Z] gerealiseerd worden. De enige reden waarom de vrouw een schoolwijziging heeft verzocht is omdat het dan weer een stapje lastiger is om een uitbreiding van de zorgregeling te bewerkstelligen, aldus de man.
Ten aanzien van de zorgregeling stelt de man – kort samengevat – dat er geen belemmeringen zijn voor een zorgregeling zoals door de rechtbank in de bestreden beschikking is vastgesteld.. De kinderen hebben veel behoefte aan duidelijkheid en structuur, hetgeen de man hen biedt, aldus de man.
5.5
De GI heeft ter zitting in hoger beroep ten aanzien van de vervangende toestemming voor de inschrijving op het [Y] – kort samengevat- het volgende verklaard. Op dit moment is de situatie van [minderjarige 1] op het [Z] zorgelijk. [minderjarige 1] laat zorgelijk gedrag zien voor een jongen van dertien jaar en de incidenten volgen elkaar rap achter elkaar op. De GI staat achter het CLEO-traject. Vanuit daar dient gekeken te worden of [minderjarige 1] na afronding daarvan terug kan naar het [Z] , geplaatst kan worden bij het [Y] of dat voortgezet speciaal onderwijs passender voor hem is. Het is dus nog te vroeg om over een andere school een beslissing te nemen.
Ten aanzien van de zorgregeling heeft de GI verklaard dat de ondertoezichtstelling zich nog in een kennismaking- en opstartfase bevindt. Er is nog te weinig zicht, waardoor er vooralsnog geen beslissingen zouden moeten worden genomen over een wijziging van de zorgregeling, aldus de GI.
5.6
[X] heeft ter zitting in hoger beroep – kort samengevat – het volgende verklaard. Zij kent de ouders sinds 2021 en is onder meer betrokken in het kader van de ouderbegeleiding en het bewaken van het integrale proces van de hulpverlening. De ouderbegeleiding was gestagneerd, maar is in juni 2022 weer opgestart. De samenwerking tussen de ouders is nog pril, maar er is een voorzichtige positieve ontwikkeling te zien, aldus [X] .
5.7
De raad heeft het hof ter zitting in hoger beroep geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen. De zorgen over de kinderen zijn groot. De kinderen, maar ook de ouders, bevinden zich nog in het beginstadium van hulpverlening. De betrokken experts zullen zich op termijn kunnen uitlaten over de eventuele inschrijving van [minderjarige 1] op het [Y] , als ook over een eventuele wijziging van de zorgregeling. Op dit moment is de situatie te prematuur voor ingrijpende wijzigingen zoals door de vrouw verzocht, aldus de raad.
5.8
Het hof overweegt als volgt.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden, die het hof – na eigen onderzoek en waardering – overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat op dit moment de door de rechtbank vastgestelde regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de man en de vrouw met betrekking tot de kinderen, in het belang van de kinderen is en inschrijving van [minderjarige 1] op het [Y] niet in zijn belang wenselijk voorkomt. Het hof voegt daar nog het volgende aan toe.
5.9
Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is onder meer het volgende gebleken. De ouders zijn in 2016 uit elkaar gegaan en sindsdien zijn er voortdurend conflicten tussen hen waarvan de kinderen getuige zijn. De raad beschrijft in zijn rapport (in het beschermingsonderzoek) van 15 september 2022 dat beide kinderen gevoelig zijn, zich bewust zijn van de regelmatig sterke negatieve emoties van hun ouders en veel last hebben van hun slechte verstandhouding. Er zijn grote zorgen over het gedrag van [minderjarige 2] ; hij heeft moeite om zijn emoties te reguleren en er is bij hem sprake van gebrekkige impulscontrole. [minderjarige 2] is sinds kort onder behandeling bij Triversum.
Ook zijn er aanhoudende zorgen over [minderjarige 1] . [minderjarige 1] is sinds kort begonnen bij Parlan, waar hij psychologische hulp krijgt bij onder andere scheidingsproblematiek en de gevolgen daarvan voor hem. [minderjarige 1] lijkt gebukt te gaan onder de spanningen, die van invloed zijn op zijn welbevinden. Uit de door de vrouw overgelegde verslagen van het [Z] (MDO van 29 november 2022 en het Groei OPP van 3 december 2022) blijkt onder meer dat [minderjarige 1] geregeld paniekaanvallen heeft waardoor hij lessen mist en dat het gedrag van [minderjarige 1] op school is verslechterd. Zo loopt [minderjarige 1] weg van school, maakt hij seksueel getinte opmerkingen naar leraren, heeft hij vuilnisbakken in brand gestoken en lijkt hij in plaats van de gepeste, de pester te zijn geworden. De school geeft aan dat [minderjarige 1] meer ondersteuning en begeleiding nodig heeft dan het reguliere onderwijs van het [Z] hem kan bieden en met de ouders is daarom het traject CLEO besproken. CLEO, in [plaats B] , biedt onderwijs buiten de eigen school, waarbij leerlingen in kleine klassen intensief worden ondersteund en begeleid. Tijdens de zitting in hoger beroep hebben de ouders verklaard in te hebben gestemd met dit traject. Ter zitting is door de GI verduidelijkt dat CLEO na het traject van drie tot zes maanden advies zal geven over de vraag welke school en onderwijsvorm het beste voor [minderjarige 1] is.
Na de bestreden beschikking zijn de kinderen onder toezicht gesteld van de GI, die nog maar kort bij het gezin is betrokken, maar op termijn wel de ouders zal kunnen begeleiden bij de zorgregeling en daar zo nodig regie over zal kunnen voeren. De hulpverlening voor beide kinderen is nog maar net gestart. Er kan daarom nog geen inschatting gemaakt worden wat voor de kinderen nodig is en wat in hun belang is. Noodzakelijk is dat er eerst voldoende inzicht komt op de problematiek van de kinderen en daarmee samenhangend, in hun behoeften. Zolang dat er nog niet is, is het hof van oordeel dat het niet in het belang van de kinderen is om wijzigingen in hun situatie aan te brengen, zowel ten aanzien van de zorgregeling als ten aanzien van inschrijving van [minderjarige 1] op een andere school dan het [Z] .
Op grond van al hetgeen hierboven is overwogen, zal het hof de verzoeken van de vrouw afwijzen en de bestreden beschikking bekrachtigen.
5.1
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J. Kloosterhuis, C.E. Buitendijk en J. van Zaane, in tegenwoordigheid van T.L. Prins als griffier, en is op 24 januari 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.