ECLI:NL:GHAMS:2023:1959

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
23-000777-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanwezigheid en verstrekking van cocaïne met betrekking tot vordering tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 11 maart 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne. De tenlastelegging omvatte het bezit van ongeveer 61 bolletjes cocaïne en het verstrekken van 1 bolletje cocaïne op 25 februari 2022 te Amsterdam. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en kwam tot een andere bewezenverklaring. Het hof oordeelde dat de passage in de tenlastelegging over de Opiumwet niet relevant was voor de bewijsvraag en dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van 2 weken toegewezen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt. Het hof overwoog dat de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen, meebrachten dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend was. Tevens werd een in beslag genomen geldbedrag van € 315,30 aan de verdachte teruggegeven, omdat niet was aangetoond dat dit bedrag verband hield met de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000777-22
datum uitspraak: 16 augustus 2023
TEGENSPRAAK (279 Sv)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 maart 2022 in de strafzaak onder de parketnummers 13-048413-22 en 13-157013-19 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [adres] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 augustus 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de waarnemend raadsvrouw naar voren heeft gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.hij op of omstreeks 25 februari 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 61 bolletjes cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2.hij op of omstreeks 25 februari 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1 bolletje cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Het hof overweegt in dat verband onder meer dat de bij Opiumwetdelicten vaak in de tenlastelegging opgenomen passage “zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I/II” moet worden beschouwd als een louter kwalificatieve zinsnede die geen deel uitmaakt van de feitsomschrijving, zodat de bewijsvraag daarop geen betrekking heeft.
Deze passage is dan ook ten onrechte opgenomen in de bewezenverklaringen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij op 25 februari 2022 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad 61 bolletjes van een materiaal bevattende cocaïne;

2.hij op 25 februari 2022 te Amsterdam, opzettelijk heeft verstrekt 1 bolletje van een materiaal bevattende cocaïne.

Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf en vordering tenuitvoerlegging
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering tenuitvoerlegging geheel wordt toegewezen.
De (waarnemend) raadsvrouw heeft verzocht dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd en dat gelet daarop maar ook gelet op zijn persoonlijke omstandigheden de vordering tenuitvoerlegging wordt afgewezen, nu extra gevangenisstraf dan niet meer opportuun is. De verdachte is zo voldoende gestraft.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van 61 bolletjes van een materiaal bevattende cocaïne. Tevens heeft hij één zo’n bolletje verstrekt. Cocaïne is een voor de gezondheid van gebruikers daarvan zeer schadelijke stof en het gebruik ervan is gelet op de verslavende werking ook bezwarend voor de samenleving. Deze verslavende werking en de handel in cocaïne leiden tot verregaande, en regelmatig zeer gewelddadige, criminaliteit. De zeer lucratieve handel in cocaïne heeft een corrumperende werking op de samenleving. Met zijn handelen heeft de verdachte aan die handel bijgedragen.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Bij iets minder dan 7 gram drugs die bij verdachte zijn aangetroffen, noemen voormelde oriëntatiepunten een geldboete ter hoogte van € 750,00. Bij het verstrekken van 0 tot 10 gram drugs noemen de oriëntatiepunten een taakstraf ter hoogte van 30 uur. Het hof houdt er echter in strafverzwarende zin rekening mee dat blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 juli 2023 hij eerder ter zake van opiumdelicten onherroepelijk is veroordeeld. De verdachte was een gewaarschuwd mens.
Tevens bestaan er contra-indicaties voor oplegging van een geldboete of een taakstraf. De verdachte beschikt niet over een vaste woon- of verblijfplaats. Daarnaast is hij de Nederlandse en Engelse taal niet volledig machtig. Ook beschikt hij blijkens het dossier niet over voldoende financiële middelen en heeft hij blijkens voornoemd uittreksel een eerdere geldboete niet betaald. In het voorgaande ziet het hof reden om over te gaan tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 13-157013-19)
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 januari 2020 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de bij vonnis van 21 januari 2020 vastgestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Als uitgangspunt geldt dat het voor de effectiviteit en de geloofwaardigheid van de regeling omtrent voorwaardelijke straffen en de daarbij behorende algemene (en bijzondere) voorwaarden, essentieel is dat overtreding van deze voorwaarden niet vrijblijvend is en dat daaraan consequenties worden verbonden. In het betoog van de raadsvrouw ziet het hof geen goede reden om van dat uitgangspunt af te wijken, nog daargelaten dat – in tegenstelling tot wat zij heeft aangevoerd – de hoogte van de straf volgens het geldend recht niet bepalend is bij de vraag of een vordering tenuitvoerlegging moet worden toegewezen. Daarom zal de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Beslag
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven geldbedrag ter hoogte van € 315,30 behoort toe aan de verdachte. Nu niet is komen vast te staan dat dit geldbedrag verband houdt met de bewezenverklaarde feiten, dient dit geldbedrag te worden teruggegeven aan de verdachte, zijnde de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven goed, te weten: € 315,30 (Omschrijving: [nummer] ).
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 januari 2020, parketnummer 13-157013-19, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.M.H.P. Houben, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. W.S. Ludwig, in tegenwoordigheid van mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 augustus 2023.
De oudste raadsheer en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]
.