Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
4.De klacht
5.Beoordeling
Kamerstukken II1995-1996, 23706, nr. 6, p. 50) mag een notaris aannemen dat hij op juiste wijze aan zijn voorlichtingsplicht heeft voldaan indien hij ervan overtuigd is dat de verschijnende personen hebben begrepen wat de inhoud van de akte is. Het vervullen van de voorlichtingsplicht behoort volgens vaste rechtspraak tot de essentie van het notariële ambt en dient als een integraal onderdeel van het passeren van de akte te worden beschouwd (zie ECLI:NL:GHAMS:2016:2993). Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de toegevoegd notaris, na vragen daarover van het hof, erkend dat zij aan moeder geen zakelijke opgave van de inhoud van het testament (zoals voorgeschreven in artikel 43 lid 1 Wna) heeft gedaan, omdat het gesprek rommelig verliep en niet zoals de toegevoegd notaris gewend was. Volgens haar had het achteraf bezien anders gekund en had zij de situatie moeten de-escaleren en het testament op kantoor moeten passeren. Naar het oordeel van het hof heeft de toegevoegd notaris in strijd gehandeld met het bepaalde in artikel 43 lid 1 Wna. Klachtonderdeel 3 (b) is gegrond omdat de toegevoegd notaris moeder bij het passeren van het testament onvoldoende heeft geïnformeerd over de rechtsgevolgen van het testament.
Uitgangspunten proceskostenveroordeling in hoger beroep’ (te raadplegen op de website van dit hof). Nu het hoger beroep van klager leidt tot oplegging van dezelfde maatregel, ziet het hof – overeenkomstig de uitgangspunten – af van een kostenveroordeling in hoger beroep; de door de kamer uitgesproken proceskostenveroordeling blijft in stand. Ten overvloede merkt het hof nog op dat klager, anders dan hij stelt in zijn beroepschrift, niet in aanmerking komt voor een kostenvergoeding in verband met door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, omdat hij zelf en niet een derde namens hem het klaagschrift heeft ingediend of de zitting heeft bijgewoond.