Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
de grieven I tot en met Vbetoogt [appellante] dat de rechtbank de onder 1.4, 1.6, 1.7, 1.11 en 1.16 genoemde feiten onjuist heeft vastgesteld. Voor zover in hoger beroep van belang zal hiermee rekening worden gehouden in het hiernavolgende. Voor het overige bestaat over de juistheid van de door de kantonrechter genoemde feiten geen geschil, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan, met dien verstande dat bij de beoordeling van het hoger beroep ook enkele andere, hierna te noemen, feiten zullen worden betrokken die tussen partijen niet in geschil zijn. Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.Beoordeling
“We zochten naar vuur en wijsheid, dat is in deze, van oorsprong Tunesische kandidaat verenigd. De keuze voor [appellante] betekent een doorbraak in de huidige wijze van werken en de strategie van Atria. [appellante] vertegenwoordigt ten eerste het academische gezicht van Atria, ze studeerde aan de Sorbonne en promoveerde. Op haar naam staan niet alleen vele publicaties waaruit zowel visie als passie spreken. Ze draagt een moderne visie op emancipatie uit met hoofd, hart en buik, of beter: ze leeft haar gedachtegoed. We spraken eerder in de RvT over het aanboren van andere geldbronnen, zoals het bedrijfsleven. [appellante] ziet dit als een belangrijk onderdeel van haar missie. Haar netwerk is groot, ook in die wereld. Daarnaast spreekt ze vijf talen. De woorden die werden genoemd bij haar zijn: intuïtief, charisma, businessblik, overstijgende visie, aandacht, inspirerend, energie, gericht op samenwerking, mobiliseren van de denkkracht van Atria, intermenselijk open, open houding, leider, oprecht, visie op gender balance en ondernemer.”Voorts is van belang dat [appellante] een lijst met referenten, mensen met wie [appellante] vaak jaren had samengewerkt in verschillende sectoren heeft verstrekt aan Stichting Atria en dat de selectiecommissie die referenties heeft nagetrokken. Tegen de achtergrond van het voorgaande acht het hof voorshands niet aannemelijk dat Stichting Atria bij de indienstneming van [appellante] is bedrogen dan wel heeft gedwaald. Voor zover Stichting Atria betoogt dat zij niet zou hebben geweten dat [appellante] tijdens het dienstverband grensoverschrijdend gedrag zou vertonen en het MTO-rapport heimelijk zou aanpassen en in zoverre heeft gedwaald, wordt dat betoog verworpen omdat het gestelde grensoverschrijdend gedrag en aanpassing van het MTO-rapport toekomstige omstandigheden betreffen die ten tijde van de indiensttreding niet aan de orde waren en Stichting Atria daaromtrent dus niet kan hebben gedwaald.